e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeilijk vooruitkomen strompelen: strompelen (Zonhoven), taffelen: taffelen (Zonhoven) Moeilijk vooruit komen (schravelen, taffelen, stachelen, strompelen). [N 109 (2001)] III-1-2
moeite moeite: moete (Zonhoven), mŏĕtn (Zonhoven) moeite III-1-4
moer vooi: voei (Zonhoven), wijfje: wøͅfkə (Zonhoven), wəfkə (Zonhoven) konijn, vrouwtje [Goossens 2a (1963)], [ZND 20 (1936)] III-2-1
moer van de asstroppen moer: mujǝr (Zonhoven) De moer waarmee de verschillende onderdelen van de asstroppen met elkaar verbonden worden. [JG, 1a] II-12
moeras broek: brok (Zonhoven) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerasspirea geitenbaard: geitenbaard (Zonhoven), wegens de vorm van de bloeiwijze en mogelijk mede om de sterke geur van de bloemen: z. L.J. p. 68  gee.tebao.rt (Zonhoven), piskruid: plant is waterafdrijvend: z. L.J. p. 68  piskróó.ët (Zonhoven) moerasspirea III-4-3
moestuinx hof: hoof (Zonhoven), hō.f (Zonhoven, ... ), ōf (Zonhoven, ... ), warmoeshof: wɛ.rəməshō.f (Zonhoven, ... ), wɛrəməshō.f (Zonhoven) [Goossens 1a (1955)] [ZND 01 (1922)] [ZND 04 (1924)] [ZND 04 (1924)] [ZND 24 (1937)] [ZND 27 (1938)] [ZND 44 (1946)] I-7
moeten moeite: mótn (Zonhoven), moeten: mòtte (Zonhoven) moeten III-1-4
moezen frats: frats (Zonhoven) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3
mof moffel: mofəl (Zonhoven), Fr. moufle, Du. Muffel.  mòffel (Zonhoven) damesmof (hoe heet een damesmof, namelijk een cylindervormige koker van bontwerk, dienend om de handen warm te houden) [ZND 39 (1942)] || mof: brede koker van bontwerk, om er de handen in warm te houden III-1-3