e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mossel mossel: moͅsəl (Zonhoven) mossel III-2-3
mosterd mosterd: mōͅstərt (Zonhoven), moͅstər (Zonhoven), moͅstərt (Zonhoven), móster(t) (Zonhoven) mosterd [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] III-2-3
mosterdpot mosterdpot: móstertpót (Zonhoven) mosterdpot III-2-1
mot mot: mot (Zonhoven), moͅt (Zonhoven), ook in ZND 31, 038  mot (Zonhoven), mottenpepeltje: ook in ZND 31, 038  moͅtəpīpəlkə (Zonhoven) mot [ZND 01 (1922)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
motor moter: motə.r (Zonhoven) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen dunne regen: wat on dinne ryegen (Zonhoven), fiezel: ps. niet aangetekend, wel opnemen?  fīē.ëzel (Zonhoven), motregen: moͅtriëgə (Zonhoven), muggenpis: muggepis (Zonhoven), regen: rijegen (Zonhoven), snofregen: snòfrië.ge (Zonhoven) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, fijne regen || stofregen [ZND 38 (1942)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen fiezelen: (fiezelen: gewestelijk woord).  fīē.ëzele (Zonhoven), frietselen: frīē.ëtsele (Zonhoven), miezelen: mīē.ëzele (Zonhoven), nuffelen: nuffele (Zonhoven), sniffelen: snuffele (Zonhoven), snuiven: snuiven (Zonhoven), stofregenen: tstofriegent (Zonhoven) miezelen, motregenen || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: maǝt (Zonhoven), māt (Zonhoven) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: mou (Zonhoven, ... ), mow, mowke (Zonhoven), moͅuw, moͅuwke (Zonhoven), twi mowə (Zonhoven), twi moͅuwə (Zonhoven) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw [ZND 01 (1922)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] III-1-3
mug mug: møͅx (Zonhoven) mug III-4-2