21532 |
besteken |
besteken:
ijmənt bəsteikə (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
geven:
geven (Q001p Zonhoven)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
22700 |
besteken: gelukwensen |
proficiat wensen:
proficiat wensen (Q001p Zonhoven)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
bestellen (Q001p Zonhoven)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
etym. (e.d.), zie boek
bee.ër (Q001p Zonhoven),
WLD
beer (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
bes, bei || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21471 |
betalen |
schuld vereffenen:
dije mot gēld hubben om oer schuld te vereffenen (Q001p Zonhoven)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
hie stond bətøtərt (Q001p Zonhoven),
ook materiaal znd 32, 67
bətø̄tert (Q001p Zonhoven)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝton (Q001p Zonhoven)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30046 |
beton storten |
beton gieten:
[beton] gītǝ (Q001p Zonhoven)
|
De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c]
II-9
|
30048 |
betonhouw |
haak:
hoak (Q001p Zonhoven)
|
Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
betonijzer:
[beton]ē̜sǝr (Q001p Zonhoven)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|