23930 |
profeet |
profeet:
profeet (Q001p Zonhoven)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30065 |
profielen |
paaltjes:
pęlkǝs (Q001p Zonhoven)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
pròffətéərn (Q001p Zonhoven),
prófeteeëre (Q001p Zonhoven),
van d`oͅka͂žə profətērə (Q001p Zonhoven)
|
profiteren || Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
pronken:
b.v. ~ bè zn nou bròk.
prò.nke (Q001p Zonhoven),
pronsen:
WNT: prons, Afl. pronsen niet passen, niet goed sluiten, van kleedingstukken. Vgl. pronselen.
proazen (Q001p Zonhoven),
spiegelen:
afl. sub spiegel; b.v. bèt heur`n nouwe rè.nk ~.
spīē.gele (Q001p Zonhoven),
stoefen:
stoefen (Q001p Zonhoven)
|
#NAME? || in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || pronken || Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plom (Q001p Zonhoven),
plom, plømkən (Q001p Zonhoven)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
sant zeggen:
santé zeggen (Q001p Zonhoven)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
prop:
prop (Q001p Zonhoven)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
22310 |
proppenschieter |
klots:
klots (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
ən klots (Q001p Zonhoven),
Geh. Zonhoven. De naam komt van t klotsen of klatsen der bus. (t Daghet in den Oosten VII, 68)
klots (Q001p Zonhoven),
Gemaakt uit klótsen(h)óó.t vlierhout.
klóts (Q001p Zonhoven),
Pauwels, De vlierboom in de Zuidnederlandsche dialecten. In: HCTD XXV, pag. 323 vv.
klots (Q001p Zonhoven),
stopgeweer:
Ss. sub geweer.
stópgewee.ër (Q001p Zonhoven)
|
*Klots: Jongensspeelgoed: klapbus, proppenschieter, klakkebus. || *Stopgeweer, proppenschieter, speelgoedgeweertje. || Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] || Klots: *Klapbus, gemaakt van klotsenhout. || Knapbuis, klakkebosse, fr. canonnière denfant.
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hoer (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
hōēër (Q001p Zonhoven),
klats:
klats (Q001p Zonhoven),
klatshoer:
kladzōēër (Q001p Zonhoven),
pothoer:
póthōēër (Q001p Zonhoven)
|
hoer || hoer (versterkte benaming) || prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] || publieke vrouw, hoer || vrouw van lichte zeden
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
schāop (Q001p Zonhoven),
sxo͂ͅp (Q001p Zonhoven)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|