18168 |
rafelen |
rafelen:
roafelen (Q001p Zonhoven),
afl. sub rafel.
reeëfele (Q001p Zonhoven),
uitrafelen:
uitrafelen (Q001p Zonhoven),
z. ook o. rafelen-rafel.
óó.ëtreeëfele (Q001p Zonhoven)
|
#NAME? || aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || uitrafelen
III-1-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (Q001p Zonhoven),
rels (Q001p Zonhoven)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] || rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
29548 |
rakelijzer |
keuterijzer:
kø̜tǝrīzǝr (Q001p Zonhoven)
|
IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32]
II-11
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
rammel (Q001p Zonhoven),
rammelaar:
rammelaar (Q001p Zonhoven),
rammeltje:
Dim.
rémmelke (Q001p Zonhoven),
Waar is uw remmelke, klein kind?
reməlkə (Q001p Zonhoven)
|
*Remmelke: Rammelaar. || het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || Rammel2: Kinderrammelaar.
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammelen (Q001p Zonhoven)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramənas (Q001p Zonhoven)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
30997 |
rand |
rand:
rant (Q001p Zonhoven)
|
De reep leer die men vastnaait aan de binnenzool en schacht en waaraan men later de zool bevestigt. Zie afb. 39. [N 60, 88a]
II-10
|
18451 |
rand [wld ii.10, p. 40] |
rand:
rand (Q001p Zonhoven)
|
Een reep leer die, na eerst geschift te zijn, vastgenaaid wordt aan de binnenzool en schacht en waaraan later de zool wordt bevestigd? (rand, rabat?) Zie tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
24626 |
rank |
tak:
WLD
tak (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33827 |
rank paard |
herenpaard:
hī.rǝpirt (Q001p Zonhoven)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|