e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrobben schrobben: schróbbe (Zonhoven) schrobben III-2-1
schrobbezem schrobborstel: schróbbórstel (Zonhoven), schróbbórtel (Zonhoven) schrobborstel III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag rattenstaart: rattenstaart (Zonhoven) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroeien branden: bra͂n (Zonhoven), verbranden: vərbra͂n̂ (Zonhoven), lichte neusklank  vərbrá͂n`n (Zonhoven), versnerken: versnö.rreke (Zonhoven), Ich (h) öp m¯n bròk versnö.rrekt: mijn broek is verschroeid Versnurken  versnö.rreke (Zonhoven) schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)] || verschroeien || verzengen III-2-1
schroevendraaier schroevendraaier: šxrūvǝndrē̜ǝr (Zonhoven), tournevis: turnǝviš (Zonhoven), tørnǝviš (Zonhoven) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrokken lepelen: lee.ëpele (Zonhoven), vreten: vreten (Zonhoven), ww  frië.te (Zonhoven), vreten wie een varken: Dij jung hèèë frië.te mich é.rrem: mijn kinderen eten me arm  frië.te wij e vé.rreke (Zonhoven), zwalgen: zwallege (Zonhoven, ... ), Hië zwallecht er hiel wá bȉ.ër doo.ër óp nen òò.ëvent: hij zwelgt heel wat bier naar binnen op een avond  zwallege (Zonhoven) gulzig || gulzig eten || onmatig eten en drinken || overmatig eten || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] || vreten || zwelgen III-2-3
schrooien gelijksnijden: gelijksnijden (Zonhoven) Het gelijksnijden van de zool- en hakrand na het in elkaar naaien van de schoen. [N 60, 115a] II-10
schub schulp: schulp (Zonhoven) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter bleu: blūū (Zonhoven), ook materiaal znd 21, 36  blūū (Zonhoven) schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)] || verlegen, bleu, schuchter III-1-4
schudden met de riek schudden: sxø̜djnj (Zonhoven), šxgø̜djǝ (Zonhoven) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1