21486 |
werkdag |
werkdag:
menə werkdāxsən (Q001p Zonhoven)
|
mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
21604 |
werkdag, weekdag |
werkendag:
weͅrəkəndâox (Q001p Zonhoven)
|
werkdag [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
werken (Q001p Zonhoven),
wørəkə (Q001p Zonhoven)
|
geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || werken [RND]
III-3-1
|
33336 |
werken op de boerderij |
breken:
briǝkǝ (Q001p Zonhoven),
schommelen:
sxomǝlǝ (Q001p Zonhoven)
|
Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c]
I-6
|
29932 |
werkjasje |
werkjasje:
wø̜rkjɛskǝ (Q001p Zonhoven)
|
De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.]
II-9
|
18574 |
werkkleren |
`s merredaagse kleren:
ss. sub werkdag. [sic]
smé.rredaochse klīēër (Q001p Zonhoven),
stofjas:
ss. sub stof2 (gruis).
stòfjas (Q001p Zonhoven),
werkkleren:
werkklier (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
#NAME? || De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] || Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
vroom:
hi es vrōm (Q001p Zonhoven)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
27637 |
werknummer |
numéro:
nømǝro (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.]
II-5
|
27685 |
werkplaats |
schrijnwerkerij:
sxrē̜.nwø̜.rǝkǝręj (Q001p Zonhoven)
|
De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.]
II-12
|
24330 |
werpen van jongen |
jongen:
jongen (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|