e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziekelijk ziekelijk: ziekelijk (Zonhoven) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekenhuis gasthuis: gasthuis (Zonhoven), hospitaal: hospitaal (Zonhoven), ziekenhuis: ziekenhuis (Zonhoven) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekenlantaarn lantaarn (<fr.): lantaajin (Zonhoven) De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekte ziekte: dej zekdə git fōrt (Zonhoven), zek`n (Zonhoven) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || ziekte [ZND 08 (1925)] III-1-2
ziel ziel: ziel (Zonhoven) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] III-3-3
zielboek overlijdensregister: overlijdensregister (Zonhoven) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zien, kijken kijken: kīeken (Zonhoven), kīkə (Zonhoven), zien: zîîən (Zonhoven) kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND] III-1-1
zijaltaar zijaltaar: zijaltaar (Zonhoven, ... ), zijatoo-ör (Zonhoven) In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijbeuk zijbeuk: de zijbeuken (Zonhoven), zijjbeuk (Zonhoven) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: zēj (Zonhoven), zij(de): zęj (Zonhoven) Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] II-7, III-1-1