17977 |
ziekelijk |
ziekelijk:
ziekelijk (Q001p Zonhoven)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
gasthuis:
gasthuis (Q001p Zonhoven),
hospitaal:
hospitaal (Q001p Zonhoven),
ziekenhuis:
ziekenhuis (Q001p Zonhoven)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
lantaarn (<fr.):
lantaajin (Q001p Zonhoven)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
dej zekdə git fōrt (Q001p Zonhoven),
zek`n (Q001p Zonhoven)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || ziekte [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
ziel (Q001p Zonhoven)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23617 |
zielboek |
overlijdensregister:
overlijdensregister (Q001p Zonhoven)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kīeken (Q001p Zonhoven),
kīkə (Q001p Zonhoven),
zien:
zîîən (Q001p Zonhoven)
|
kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zijaltaar (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
zijatoo-ör (Q001p Zonhoven)
|
In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23354 |
zijbeuk |
zijbeuk:
de zijbeuken (Q001p Zonhoven),
zijjbeuk (Q001p Zonhoven)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17644 |
zijde |
zij:
zēj (Q001p Zonhoven),
zij(de):
zęj (Q001p Zonhoven)
|
Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.]
II-7, III-1-1
|