33295 |
braambessen |
braamberen:
bro.mbęi̯.rǝ (Q001p Zonhoven),
brombē.rǝ (Q001p Zonhoven)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24132 |
braamsluiper |
braamzeikertje:
breemzekerke (Q001p Zonhoven)
|
braamsluiper
III-4-1
|
24474 |
braamstruik |
braamberen:
WLD
broamberen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
braamstruik:
zie ook ZND32
bre.əmstroͅ.k (Q001p Zonhoven),
bramen:
bree.ëm (Q001p Zonhoven),
pikkenstruik:
pekəstrēk (Q001p Zonhoven)
|
braam (struik) [ZND 32 (1939)] || braamstruik [ZND 01 (1922)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20788 |
braden |
braden:
browəjə (Q001p Zonhoven),
vlīz bruoͅjə (Q001p Zonhoven),
Spék bròò.ëje
bròò.ëje (Q001p Zonhoven)
|
braden || vlees braden en vlees bakken [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
18034 |
braken |
kotsen:
koͅtsən (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
[plat]
koͅtsə (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
nameten:
[schertsend]
nuoͅmietn (Q001p Zonhoven),
overgeven:
[gewoon]
vərgiɛvə (Q001p Zonhoven),
vərgäjəvə (Q001p Zonhoven),
spuwen:
spouwən (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
[gewoon]
spouwən (Q001p Zonhoven),
spoͅuwə (Q001p Zonhoven)
|
braken (overgeven, kotsen) [ZND 01 (1922)] || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || kotsen (braken) [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18114 |
brandblaar |
brandblaar:
brāndbluoͅr (Q001p Zonhoven)
|
een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
19860 |
branden |
branden:
brān̂ (Q001p Zonhoven),
bra͂.n̂ (Q001p Zonhoven)
|
branden [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
20562 |
brandewijn |
brandewijn:
brannewèè.ën (Q001p Zonhoven)
|
brandewijn
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
kleinhout:
kleeënhóó.t (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
meterhout:
mētərhōͅt (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
stoofhout:
stoofhóó.t (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
stoofknabben:
stōfknabə (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
stookhout:
stookhoot (Q001p Zonhoven),
stōkhōͅt (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
vinkelhout:
fi.nkelhóó.t (Q001p Zonhoven),
fè.nkelhóó.t (Q001p Zonhoven),
Finkelhout Fi.nkelhóó.t mao.ke
fè.nkelhóó.t (Q001p Zonhoven)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)]aanmaakhout || brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] || fijngehakt brandhout || gekloofd hout || kachelhout || kleinhout || stoofhout
I-7, III-2-1
|
23442 |
brandkast in de sacristie |
brandkast:
brandkast (Q001p Zonhoven),
coffre-fort (fr.):
koffrefort (Q001p Zonhoven)
|
De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|