22348 |
haasje-over |
bokjespringen:
/
bukske springen (Q179a Zussen),
béukske sprengen (Q179a Zussen)
|
bokje springen [SND (2006)] || haasje over [SND (2006)]
III-3-2
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
sti̯eͅl (Q179a Zussen)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19511 |
hengsel |
hengel:
hēŋəl (Q179a Zussen)
|
hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
22774 |
hinkelen |
hinkelen:
/
hinkelen (Q179a Zussen),
hinken:
/
heenke (Q179a Zussen)
|
/ [SND (2006)] || hinkspel [SND (2006)]
III-3-2
|
22838 |
hobbelpaard |
schokkelpaard:
/
zoekelpjad (Q179a Zussen)
|
schommelpaard [SND (2006)]
III-3-2
|
23161 |
hobbelpaard add. |
schommelen (ww.):
/
schommelen (Q179a Zussen)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
fietsradvaren:
/
fitsrohdvore (Q179a Zussen)
|
reeprijden [SND (2006)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
tuisen:
/
teusen (Q179a Zussen),
theuse (Q179a Zussen)
|
kaarten [SND (2006)] || kaartspelen [SND (2006)]
III-3-2
|
19578 |
kandelaar |
luchter:
luxter (Q179a Zussen)
|
Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
22399 |
kien! |
kien:
kin (Q179a Zussen)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|