31657 |
grondboor |
grondboor:
grōnt˱bȳr (Q005p Zutendaal)
|
Boor die bij het slaan van pompen gebruikt wordt om in de grond te boren. Aan de zijde ervan zijn doorgaans spiraalvormige windingen aangebracht die tijdens het boren de aarde uit het boorgat schuiven. [N 33, 162]
II-11
|
20346 |
grootmoeder |
groot, de -:
grut (Q005p Zutendaal),
grootmoeder:
grutmudder (Q005p Zutendaal)
|
grootmoeder [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
grootvader:
grutvoier (Q005p Zutendaal),
peteren:
piëtere (Q005p Zutendaal)
|
grootvader [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
33317 |
grote boerderij |
geleg:
gǝlēx (Q005p Zutendaal),
winning:
vęneŋ (Q005p Zutendaal)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
22504 |
grote knikker |
schiethuif:
voor een grote glazen of stenen knikker
sjeetheif (Q005p Zutendaal)
|
Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
21508 |
grove stem |
grove stem:
ən grōͅf steͅm (Q005p Zutendaal),
⁄n grov stèm (Q005p Zutendaal),
zware stem:
bijv. predikant
⁄n zwuur stèm (Q005p Zutendaal)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
31377 |
grove vijl |
grove vijl:
grǭf ˲v ̇ęjl (Q005p Zutendaal)
|
Vijl met een grof bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een deze vijl minder dan 26 tanden per inch (vgl. Handboek Gereedschap, pag. 238). De grove vijl wordt gebruikt bij het bewerken van zachte metalen waarvan men in korte tijd een grote hoeveelheid materiaal wil verwijderen (V.d. Kloes en Risch, pag. 251). Verschillende informanten gaven als antwoord op de vraag naar de ...grove vijl" een variant van het woordtype bastaardvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "bastaardvijl". Volgens de invuller uit K 353 werd de grove vijl voor bruut werk (brøt wɛrǝk) gebruikt.' [N 33, 86; N 64, 53d]
II-11
|
19103 |
guit, schalk |
grappig ventje:
grappig venteke (Q005p Zutendaal),
kapoen:
kapoen (Q005p Zutendaal),
ondeugd:
ondègd (Q005p Zutendaal),
snaak:
snōĕk (Q005p Zutendaal)
|
guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
gèlle (Q005p Zutendaal)
|
gulden [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
de gĕlle mès (Q005p Zutendaal)
|
Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|