32233 |
bijberries |
belegsels:
bǝlęxsǝls (K353p Tessenderlo),
belegstukken:
bǝlęqstø̜kǝ (L289p Weert),
bijbomen:
bęjbø̜jm (Q095p Maastricht),
bijbrakken:
bībrakǝ (Q015p Stein),
brakken:
brakǝ (Q027p Doenrade),
kantberries:
kaŋk˱børis (Q119p Eygelshoven
[(enkelvoud: kaŋk˱børǝx)]
),
nevenber(ri)gs:
nē̜vǝbø̜rǝx (L381p Echt, ...
Q033p Oirsbeek),
%%de volgende twee opgaven zijn enkelvoud%%
nē̜vǝbørǝx (L294p Neer),
nevenberries:
nē̜vǝbø̜ris (L270p Tegelen),
nevenbomen:
nē̜vǝbø̄m (Q204a Mechelen),
schoren:
šǭrǝ (Q033p Oirsbeek),
tegenberries:
tegenberries (Q001p Zonhoven),
valse slagers:
vālsǝ slēgǝrs (K353p Tessenderlo),
zijberries:
zījbø̜ris (L270p Tegelen),
zijbomen:
zībø̜jm (Q019b Groot Genhout)
|
De beide balken die bij een hoogkar aan de buitenkant tegen en evenwijdig met de berries over de gehele lengte van de karbak worden aangebracht om het bodemvlak te vergroten. Zie ook afb. 197 en het lemma ɛberriesɛ in wld I.13, pag. 38 - 39.' [N G, 54c]
II-12
|