33387 |
getuigkast |
bewaarkast:
bǝwārkast (L420p Rotem),
gereikast:
gǝrɛi̯kast (L321p Neeritter),
gescheerkast:
gǝsxīrkāst (L164p Gennep, ...
L159a Middelaar),
gǝsxīǝrkas (L271p Venlo),
gǝšērkas (Q020p Sittard),
gǝšīǝrkast (L321p Neeritter),
gescheerkist:
gǝšiǝrkes (Q205q Nijwiller),
gescheerskast:
gǝsxīrskas (L269a Hout-Blerick),
jǝšīrskas (Q211p Bocholtz),
getuigbak:
gǝtyx˱bak (L370p Kessenich),
gǝtūx˱bak (Q009p Maasmechelen),
getuigkamertje:
gǝtȳxkē̜ ̞mǝrkǝ (L374p Thorn),
getuigkast:
gǝtyxkas (L423p Stokkem),
gǝtȳ.xka.s (Q202p Eys),
gǝtȳ.xkǭ.st (L290p Panningen),
gǝtȳxkas (L295p Baarlo, ...
Q111p Klimmen,
L329p Roermond,
L266p Sevenum,
Q187p Sint Pieter,
Q112z Ten Esschen,
L271p Venlo),
gǝtȳxkast (L269p Blerick, ...
L325p Horn,
L209p Merselo,
L374p Thorn),
gǝtø̜̄xkas (K359p Koersel),
gǝtø̜̄xkās (Q071p Diepenbeek),
jǝtsȳxkas (Q121c Bleijerheide),
getuigkist:
gǝtȳxkɛs (L268p Velden),
getuigskast:
gǝtȳxskas (Q101p Valkenburg),
hok:
hǫk (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
kast:
kas (Q009p Maasmechelen, ...
Q162p Tongeren
[(meestal is er een opening in de muur)]
),
kāst (L215p Blitterswijck),
kast voor het getuig:
kast˲ vø̜r ǝt˲ gǝtø̜̄x (P176p Sint-Truiden),
paardsgescheerkast:
pē̜ ̞ǝtsjǝšīrkas (Q121c Bleijerheide),
paardsgescheerkist:
pē̜ ̞rs˲gǝšērkes (L331p Swalmen),
paardsgetuigkast:
pęrs˲gǝtȳxkas (L286p Hamont),
pɛrs˲gǝtȳxkas (L286p Hamont),
tuigenkast:
tȳgǝkāst (L265p Meijel),
tuigkamer:
tȳxkāmǝr (Q032a Puth
[(bij deftige mensen)]
),
tuigkast:
tȳ.xkast (L289p Weert),
tȳxkas (Q095p Maastricht, ...
Q032a Puth),
tȳxkast (L037p Doetinchem, ...
L289b Leuken),
tuigkist:
tȳxkes (Q204a Mechelen)
|
Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81]
I-6
|