33388 |
getuigrek |
balken voor het paardsgetuig aan te hangen:
bɛlǝk ˲vø̜r ǝt pi̯ɛts˲gǝtȳx ā tǝ haŋǝ (Q209p Teuven),
balkjes:
bɛlǝkskǝs (Q095a Oud-Caberg),
bok:
bok (L416p Opglabbeek
[(knuppel met twee haken)]
),
bǫk (L282p Achel
[(paal in de muur)]
, ...
L312p Neerpelt),
gescheerbalk:
gǝšiǝrbalǝk (L382p Montfort),
gescheerhaak:
gǝsxīrhǭk (L215p Blitterswijck),
getuigbalk:
gǝtȳxbalǝk (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
getuigbok:
gɛtyx˱bǫk (L282p Achel),
getuigenschap:
gǝtø̜̄u̯gǝsxǭǝp (P176a Melveren),
getuigezel:
gǝtȳx˱ēzǝl (L290a Egchel),
getuighaak:
gǝtȳxhǭǝk (Q203a Reijmerstok, ...
Q197a Terlinden),
getuigrek:
gǝtȳxrɛk (Q204a Mechelen, ...
Q099q Rothem),
gǝtø̄xręk (K357p Paal),
gǝtø̜̄u̯xręk (P050p Herk-de-Stad),
getuigschap:
gǝtø̜̄ǝxsxap (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
haak:
hãk (Q007p Eisden, ...
Q096c Neerharen),
hõ̜k (Q156p Borgloon),
hōk (P045p Meldert),
hǭk (L312p Neerpelt),
āk (L420p Rotem),
ōk (P176p Sint-Truiden),
(mv)
hø̜̄k (Q032a Puth),
hōkǝ (P044p Zelem),
haambalk:
hãmbalǝk (Q170p Grote-Spouwen),
hǭmbalǝk (Q077p Hoeselt),
haamhaken:
hǭmhø̜̄k (Q193p Gronsveld),
haamhanger:
hāmhɛŋǝr (Q022p Munstergeleen),
haamhout:
(h)āmhǫu̯t (Q088p Lanaken),
hāmhǫu̯t (L326p Grathem),
(mv)
hāmhǫu̯tǝr (Q111p Klimmen),
haamplank:
hāmplaŋk (Q111p Klimmen),
haamrek:
hāmręk (L270p Tegelen),
hāmrɛk (Q111p Klimmen),
hǭmrø̜k (Q178p Val-Meer, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
haamstek:
hōmstɛk (P222p Opheers),
haamtap:
hoamtap (P218p Borlo),
hamengalg:
hāmǝgalǝx (Q039p Hoensbroek),
hamenrek:
hā.mǝręk (Q202p Eys
[(in de muur)]
),
houten:
hātǝn (L314p Overpelt),
houten pin:
hãtǝ pen (K278p Lommel),
houter voor het paardsgetuig aan te hangen:
hǭtǝr vø̜r ǝt pi̯ɛts˲gǝtȳx ā tǝ haŋǝ (Q209p Teuven),
kapstok:
kapstok (Q003p Genk),
kapstǫk (L317p Bocholt, ...
L352p Hechtel,
L316p Kaulille,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L362p Opitter,
L163p Ottersum,
L420p Rotem,
L368b Waterloos),
kapštǫk (L330p Herten, ...
L426z Holtum,
L270p Tegelen),
(mv)
kapstɛk (P178p Brustem),
knuppel:
knøpǝl (K317p Leopoldsburg),
kram:
kram (P048p Halen),
paardsrek:
pē̜ ̞rsręk (L372p Maaseik),
pē̜ ̞ršrɛk (Q099q Rothem),
pɛrtsrɛk (L244d Ysselsteyn),
paardsstek:
pi̯aǝtsstɛk (P055p Kermt),
pag:
pax (Q176a Ketsingen),
pinnen:
penǝ (L360p Bree
[(altijd als meervoud gebruikt)]
),
rek:
rø̜k (L368b Waterloos),
ręk (L286p Hamont, ...
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy),
rɛk (Q088p Lanaken, ...
L422p Lanklaar,
P222p Opheers,
P174p Velm),
rek voor het getuig:
ręk˲ vø̄r ǝt˲ gǝtø̜̄x (P048p Halen),
schap van het paardsgetuig:
šǭp ˲van ǝt pi̯ɛts˲getø̜̄u̯x (Q077p Hoeselt),
stek:
stɛk (P222p Opheers),
stekken van het paardsgetuig:
stɛkǝ van t pi̯ārts˲gǝtē̜ ̞x (Q002p Hasselt),
tap:
tap (K361a Boekt Heikant, ...
Q156p Borgloon,
P188p Hoepertingen,
K314p Kwaadmechelen,
Q158p Riksingen,
Q162p Tongeren,
P177p Zepperen),
tup (Q076p Romershoven),
táp (Q177p Millen),
(mv)
tabǝ (Q071p Diepenbeek),
tapǝ (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
Q162p Tongeren),
tāpǝ (P051p Lummen),
tɛp (Q156p Borgloon),
trique (fr.):
trek (Q180p Mal),
tuigkluppels:
tȳxklø̜pǝls (L378p Stevensweert),
zadelhaken:
zǭlhø̜̄k (Q193p Gronsveld),
zadelhanger:
zālhɛŋǝr (Q022p Munstergeleen),
zadelhout:
zǫi̯lhǫu̯t (Q162p Tongeren)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|