e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
giechelen gabberen: gabbele (Thorn), gabbere (Ell, ... ), gébbere (Baexem), gandelen: gaantjele (Nederweert), gegabbel: gegabbel (Thorn), gibberen: gibbele (Heel), gibbere (Eksel, ... ), gibberen (Alken, ... ), gibbërë (Tongeren), gibbərə (Heers, ... ), inz. van vrouwspersonen  gibbere (Hasselt), giebelaartje: giebeleerke (Roermond), giebelen: giebele (Baarlo, ... ), giebere (Boeket/Heisterstraat, ... ), giechelen: (giechələ ?) (Heerlerheide), gechelen (Genk), gechelon (Peer), gechəln (Zonhoven), gechələ (Bree, ... ), geechele (Bunde), geichele (Heerlerheide), gichele (Baarlo, ... ), gichelen (Bilzen, ... ), gichəln (Zonhoven), gichələ (Beverlo, ... ), gichələn (Diepenbeek, ... ), giebbele (Meijel), giebele (Blitterswijck, ... ), gieb’bele (Tegelen), giechele (Baexem, ... ), giechelen (Achel, ... ), giecheln (Kaulille), giechəle (Leuken), giederen (Kuringen), giefele (Hoensbroek, ... ), gieffele (Nieuwenhagen, ... ), giegele (Geleen, ... ), giegelen (Neerpelt), gieggele (Thorn), gigele (Hasselt, ... ), giggele (Sittard), giggelen (Houthalen), giçələ (Borgloon), gīchələn (Diepenbeek), gīēchele (Oost-Maarland), gĭĕchələ (Hamont), gĭĕchələn (Lommel), hïchëlë (Tongeren), jiechelen (Kerkrade), jiefele (Eygelshoven, ... ), jief’fele (Bleijerheide, ... ), jievele (Bocholtz), kechələ (Mechelen-aan-de-Maas), kegələ (Lanaken), kekələ (Eupen), kichele (Elsloo, ... ), kichelen (Bunde, ... ), kichələ (Eisden, ... ), kichələn (Eigenbilzen), kiechele (Berg-aan-de-Maas), kiechere (Puth), kiffele (Heerlen), kiggele (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kīēkele (Oost-Maarland), kīēvele (Schaesberg), cf. WNT IV, p. 2276, s.v. "gichelen- ook giggelen, giegelen, giechelen, en voorheen, gewestelijk nog thans, ook gicheren, kicheren, kichelen  kichələ (Meeswijk), giebelen/gibberen?  giebere (Zonhoven), i = bid  kichələ (Opoeteren), zuiver  gichele (Nieuwerkerken), gimmeren: gimmere (Stokkem), goechelen: goechele (Ottersum), goerchele (Middelaar), gōēgele (Ottersum), greilachen: jrīēlaache (Kerkrade), gremelen: grièmele (Ten-Esschen/Weustenrade), grijnlachen: grīēnlache (Klimmen), grijnzen: (griense) (Hoensbroek), guchelen: guchelen (Schaesberg), kakelen: kakele (Herten (bij Roermond)), kokkelen: koechelen (Valkenburg), koekele (Horn, ... ), koekkele (Valkenburg), kokkele (Ulestraten), kookele (Mechelen), koͅkələ (Eupen), kókkele (Maastricht), kôkkele (Neerbeek), alleen in de mond van jongelui  kochələ (Opgrimbie), lachen: laache (Oost-Maarland), piemelen: pieëmele ? (Bleijerheide), schetteren: scheddere (Hoepertingen), schetteren (Hoepertingen), scheͅtteren (Mettekoven), schokken: schoege (Zichen-Zussen-Bolder) giechelen || Giechelen (ingehouden en op hoge toon lachen). [ZND 35 (1941)] || giechelen (inz. van vrouwen) || giechelen [giebelen, schiertse] [N 10a (1961)] || giechelen en vlug spreken || giechelen, gesmoord lachen || halfgesmoord lachen || lachend fluisteren, ginnegappen || nerveus giechelend lachen, vooral van meisjes || onderdrukt lachen, giechelen III-1-4