31745 |
houtopslagplaats |
bergplaats:
bergplaats (L382p Montfort),
droogschop:
drø̄.xšǫp (L369p Kinrooi),
houtbarak:
hø̜̄t˱brak (K353p Tessenderlo),
houtlager:
hōtslāgǝr (Q119p Eygelshoven),
hǫwtlāgǝr (Q018p Geulle, ...
Q111p Klimmen
[(alleen bij grotere bedrijven)]
,
Q095p Maastricht),
houtloods:
hǫwtlūǝts (L387p Posterholt),
houtschop:
hōtsšǫp (Q121c Bleijerheide),
hōtšǫp (Q204a Mechelen),
hǫltšǫp (L270p Tegelen),
hǫwtsxǫp (L289p Weert, ...
Q001p Zonhoven),
hǫwtšǫp (L426p Buchten, ...
Q111p Klimmen,
L294p Neer,
Q033p Oirsbeek,
Q015p Stein),
hǭltsxop (L163p Ottersum),
houtzolder:
(h)ōt˲zǫldǝr (Q083p Bilzen),
hø̜̄t˲zoldǝr (K353p Tessenderlo),
schop:
sxǫp (K353p Tessenderlo),
šop (Q027p Doenrade, ...
L434p Limbricht),
šǫp (L381p Echt, ...
Q119p Eygelshoven
[(meervoud: šø̜p)]
,
Q019b Groot Genhout,
L382p Montfort,
L294p Neer,
Q033p Oirsbeek,
Q015p Stein,
L270p Tegelen),
schuil:
šǫwǝl (Q083p Bilzen),
stapelplaats:
stapelplaats (Q001p Zonhoven),
voorraadschop:
vø̄rrǭtšǫp (L270p Tegelen)
|
De afdeling in een timmermans- of meubelmakersbedrijf waar het hout ligt opgeslagen. Het is vaak een gedeeltelijk open ruimte. Zo kan het hout met behulp van de wind worden gedroogd tot men een specifieke houtsoort nodig heeft voor een bepaalde constructie. Zie ook het lemma ɛhoutopslagplaatstɛ in de paragraaf over de vaktaal van de wagenmaker.' [N 55, 178b] || De opbergruimte voor het hout dat nodig is voor het vervaardigen van karren, wagens en wielen. Uit opmerkingen van de respondenten blijkt dat de houtopslagplaats meestal aan twee of drie kanten open was. Zo kon het hout met behulp van de wind worden gedroogd. Zie ook het lemma ɛhoutopslagplaatsɛ in het hoofdstuk over de vaktaal van de timmerman. In de wagenmakerij uit Echt (L 381) had men een speciale ruimte voor hout dat langzaam moest drogen. Men noemde dit de spekenkamer (spęjkǝkāmǝr).' [N G, 4a-b]
II-12
|