29872 |
kalveraarde |
afval:
āf˲val (L331p Swalmen),
kalf:
kalǝf (L381p Echt
[(slap)]
),
kalveraarde:
kalvǝrē̜rt (L270p Tegelen),
knoei:
knōj (L299p Reuver),
rund:
rønt (L381p Echt
[(hard)]
)
|
Kleiafval die ontstond tijdens het koekstrijken. Met de kalveraarde werd de holte voor de uitstulping aan de kop van de pan gevuld. In L 374 nam de pannenmaker een beetje klei van de pan en maakte daarmee de kop. Er was daar geen afval. Een kleine hoeveelheid klei noemde men hier een hampeltje leem (hęmp\lk\ lęjm). [monogr.]
II-8
|