22471 |
knikkers laten rollen |
boedelen:
ne grote sjtein euver t graas -.
boeddele (L331p Swalmen),
bommetje schieten:
bømkə sjētə (L432p Susteren),
dreutelen:
dreutele (L217p Meerlo, ...
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
dreuzelen:
droezele (L265p Meijel),
druilen:
dreûlen (L214p Wanssum),
dröle (L191p Afferden),
A.P. De Bont, Een duister woord. In: Taal en Tongval VII (1955), pag. 25-26:
drølə (L424p Meeswijk),
De knikkers dröölde nor t kuuleke.
drööle (L164p Gennep),
WNT: druilen, daarnaast vroeger ook drullen, 4. [...] IN Dordrecht in toepassing op het traag voortrollen van een knikker.
dr"lə (L164p Gennep),
druilen (L382p Montfort),
drölle (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
drøͅlə (L217p Meerlo),
dullen:
dulle (L382p Montfort, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
L266p Sevenum,
L374p Thorn),
dölle (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
døͅlə (L266p Sevenum),
(de knikkers zacht laten rollen).
dulle (L266p Sevenum),
Vgl. Venray Wb., pag. 146: dölle, rollen, gek doen, ijlen.
pötje dø͂ͅle (L213p Well),
gooien:
guəjə (L216p Oirlo),
huiven gooien:
uuve goaje (Q016p Lutterade),
kavelen:
Kavelen, kavelde, heb gekaveld.
kavelen (L372p Maaseik),
ketsen:
kitsje (L429p Guttecoven),
kievelen:
kievele (L431p Dieteren, ...
L381p Echt/Gebroek),
kuilen:
De kènger kulen mèt de uven.
kulen (Q013p Uikhoven),
liemelen:
liemele (Q113p Heerlen),
Zie luijere en sjirkele [sic, vgl. pag. 55: sjierkele].
liemele (Q113p Heerlen),
loederen:
Uitsluitend O.
loedere (L288a Ospel),
luizeren:
luijere (Q113p Heerlen),
luizere (L270p Tegelen),
Doe mòs die köls neet zwao hel laote rolle, doe mòs ze luizere tòt in t kutje.
luizere (L381p Echt/Gebroek),
lurmen:
lörme (L271p Venlo),
lörmen (L271p Venlo),
nadruilen:
Sub drölle. Z. dreutele. [Naodreutele: Knikkerspel waarbij al voortgaande de een zijn knikker in voorbewegingsrichting rolde en daarna de ander die met zijn knikker trachtte te raken of op spanwijdte (z. spanne) trachtte te naderen. (z. drölle)].
nāōdrölle (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
pikken:
pikke (L267p Maasbree),
reddelen:
rêddele (Q083p Bilzen),
rollen:
klitsen loate rolle (Q086p Eigenbilzen),
laote rolle (Q188p Kanne),
môëje rulle (P227p Vorsen),
rolle (L269p Blerick, ...
Q202p Eys,
Q018p Geulle,
Q196p Mheer,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L271p Venlo,
L210p Venray,
Q117a Waubach),
rollen (Q032p Schinnen),
roͅlə (Q095p Maastricht),
røͅlə (L383p Melick),
schervelen:
Sub KNIKKEREN. Var.: sjirvele.
sjervele (L387p Posterholt),
schiebelen:
sjibbele (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
sjiebbele (Q119p Eygelshoven),
sjiebele (Q113p Heerlen, ...
Q111p Klimmen),
Vgl. Jongeneel, pag. II.055: schiebelen, zachtjes laten rollen.
schiebele (Q113p Heerlen),
schierkelen:
schierkele (Q113p Heerlen),
sjierkele (Q113p Heerlen),
schieten:
schete (Q096b Itteren),
scheut schieten (K360p Heusden),
scheuten (K359a Stal),
schiete (P047p Loksbergen),
shiete (Q086p Eigenbilzen),
sjētə (Q202p Eys, ...
Q113p Heerlen),
sjiete (Q083p Bilzen),
skieten (P219p Jeuk),
schijvelen:
sjievele (L433p Nieuwstadt),
schuiven:
sjy(3)̄və (L330p Herten (bij Roermond)),
slurmen:
Sub "Sjtoekke". [niet in woordenlijst]
sjlörme (L270p Tegelen),
stoepelen:
stoepelen (Q240p Lauw),
stuikkulsen:
sjtoekultjse (L386p Vlodrop),
treuzelen:
treuzelen (L298a Kesseleik),
trullen:
kuutje trule (P120p Alken),
móa.jjes lòeëte} trulle (Q153p Gors-Opleeuw),
peͅtjə trelə (L416p Opglabbeek),
treülen (L353p Eksel),
trille (L417p As),
trolle (P219p Jeuk),
trulle (Q083p Bilzen, ...
L317p Bocholt,
L317p Bocholt,
P219p Jeuk,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
Q240p Lauw,
Q078p Wellen,
K361p Zolder),
trullen (Q071p Diepenbeek, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel,
K317a Kerkhoven,
K359p Koersel,
K359p Koersel,
K278p Lommel,
L364p Meeuwen,
K357p Paal,
K359a Stal,
Q001p Zonhoven),
trullë (Q077p Hoeselt, ...
Q162p Tongeren),
trélle (Q083p Bilzen),
trölə (L353p Eksel),
trølə (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
trullen (P197p Heers),
B.v. Hij trulde de huven (knikkers) achterie-j-en wèg.
trullən (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
Hij trulde de knikkers achtereen weg.
trølə (L286p Hamont),
Met Pasen gingen de jong (kinderen) vroeger eikes (eitjes) trullen.
trølən (K278p Lommel),
WNT trullen II, Kil. trillen, drillen, rotare, volvere, tornare, Oh. Gloss., R. T. en C.V. trullen naar beneden glijden of vallen, Rijnl. trullen, trollen ein Fass irgendwohin kollern, Kemp. trole. Dupont (L.B. XIV, pag. 97) leidt het af uit *truzlian blijkens Westfaals trûseln langzaam rollen, E. to trill, Zwe. trilla. A.P. De Bont daarentegen (in: "Een duister woord", T.T. VII, 1955, pag. 25-26) van *trendelen (bijvorm van drentelen), laatmhd. trendeln zich draaien, mnd. trende(le)n ronddraaien, as. â-trendlian rollen, mhd. trendel bol, tol; dit *trendelen > *trenlen > *trellen > trullen (ronding onder invloed van de t) > Hass. trille.
trille (Q002p Hasselt),
WNT trullen II, Kil. trillen, drillen, rotare, volvere, tornare, Oh. Gloss., R., T. en C.V. trullen naar beneden glijden of vallen, Rijnl. trullen, trollen Ein Fass irgendwohin kollern, Kemp. tröle.
trulle (Q001p Zonhoven),
trulleren:
trilleren (L364p Meeuwen)
|
(Laten, doen) rollen. || (Voort-)rollen, laten rollen, buitelen. || **Trullen: (Doen) voortrollen. || *Trullen: (Doen) voortrollen. || 1) Rollen (ook drölle, z. ald.). || 1) Rollen met knikkers. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || De knikker niet tikken, maar over de grond laten rollen. || De knikkers zacht op het doel af laten lopen, met het oog goed op de anderen gevestigd, om hem te raken. || Drullen: doen rollen. || Een bal langzaam laten lopen, bv. bij het beugelen. || Heel zacht en voorzichtig rollen [bij t knikkerspel sjtoekke]. || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkeren, laten rollen. || knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten] [N 112 (2006)] || knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen] [N 112 (2006)] || Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] || Langzaam rollen. || n Beugelbal, stuiter of knikker langzaam over de grond laten rollen om aldus het doel te treffen. || Rollen met de knikkers. || Rollen met een licht rond voorwerp. || Rollen met knikkers. || Rollen, wentelen. || Rollen. || Rollend gooien. || Schuivend laten rollen. || Spel: knikkers over de grond laten rollen. || Trullen: 1. Rollen; 2. Doen rollen. || Trullen: lan[g]zaam en voorzichtig rollen, doen rollen. || Trullen: rollen, doen rollen. || Zacht laten rollen van knikkers bij t sjtoeke. || Zacht laten rollen van knikkers. || Zacht laten rollen van knikkers; luieren, slabakken. || Zacht rollen met de bal. || Zachtjes doen rollen. || Zachtjes rollen met een bal. || Zachtjes trullen met bal of knikker zoo als men doet bij t begin van t spel om t kortste bij de brog te geraken en om alzoo mogen te beginnen.
III-3-2
|