e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkalf aandrinker: āndreŋkǝr (Boshoven), berenvot: bē̜rǝvǫt (Oost-Maarland), bil: bel (Holtum, ... ), boxkalf: bǫks[kalf] (Oost-Maarland), dikbil: dekbel (Geistingen), dikbel (Panningen), donker kalf: dǫŋkǝl [kalf] (Rosmeer), drinker: dręŋkǝr (Beverst), drinkkalf: dreŋk[kalf] (Maasbracht, ... ), drēŋk[kalf] (Hamont), drē̜ŋk[kalf] (Hasselt), drinkmutten: dreŋkmøtǝ (Beringen), eenjarig kalf: ējūǝrex [kalf] (Schinveld), ɛi̯njø̜̄rex [kalf] (Reuver), gedronken kalf: gǝdrǫŋkǝn [kalf] (Opglabbeek), hokkalf: hǫk[kalf] (Baarlo, ... ), hokkeling: hǫkǝleŋ (Afferden, ... ), kalf achter het veken: [kalf] axtǝr ǝt vēkǝ (Kinrooi), kalf in een box: [kalf] en ǝnǝ bǫks (Borgloon), kalf op vetbak: [kalf] ǫp vɛtbak (Opglabbeek), kalf voor te drinken: [kalf] vīr tǝ dreŋkǝ (Bree), kalf voor te masten: [kalf] vȳr tǝ maštǝ (Oost-Maarland), kalf voor te vetten: [kalf] vǫr tǝ vętǝ (Neerpelt), kistenkalf: kestǝ[kalf] (Neeritter), kistkalf: kes[kalf] (Bocholtz, ... ), kest[kalf] (Epen, ... ), mastkalf: mas[kalf] (Blerick, ... ), mast[kalf] (Maasniel, ... ), mās[kalf] (Mechelen, ... ), mōs[kalf] (Teuven), mastkalfje: mas[kalfje] (Klimmen), mastvee: mastvē (Grathem), melkmutten: męlkmøtǝ (Beringen), mestkalf: mes[kalf] (Boekend, ... ), mest[kalf] (Lommel, ... ), mø.st[kalf] (Bree), møst[kalf] (Bree), mēs[kalf] (Tongeren), mēst[kalf] (Meijel), męs[kalf] (Borlo, ... ), męst[kalf] (Opglabbeek, ... ), mšst[kalf] (Neerpelt), mɛs[kalf] (Boorsem, ... ), mɛst[kalf] (Baarlo, ... ), mestvee: mɛstvīǝ (Venlo), nuchter kalf: nø̄xtǝr [kalf] (Thorn), opzetter: ōpzɛtǝr (Meterik), ǫpzɛtǝr (Weert), plankkalf: plaŋk[kalf] (Swalmen), scheuteling: sxø̄tǝleŋ (Nederweert, ... ), stalmastkalf: stalmas[kalf] (Eisden), trekkalf: trɛk[kalf] (Stevensweert), vet muttentje: vęt mø̜tǝkǝ (Zelem), vetbak: vɛtbak (Overpelt), vetbeest: vętbiǝst (Velm), vętbęst (Wellen), vetbeest voor de wei: vę̃tbīst vęr dǝ wēi̯ (Kermt), vetdrinker: vɛtdreŋkǝr (Boshoven, ... ), vetkalf: vet[kalf] (Mal, ... ), vęt[kalf] (Diepenbeek, ... ), vęǝt[kalf] (Lummen), vǫt[kalf] (Borgloon), vɛt[kalf] (Beringen, ... ), vɛ̄t[kalf] (Neerpelt), vetkalfje: vɛ̄t[kalfje] (Hasselt), vette mutten: vɛtǝ møtǝ (Halen, ... ), vetvee: vɛtvīǝ (Noorbeek, ... ), weidekalf: wɛi̯[kalf] (Tungelroy) Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.] I-11