25496 |
onderbeschuit |
bodem:
boam (Q121p Kerkrade),
bōjǝm (Q012p Rekem),
bǭm (Q203p Gulpen, ...
Q197p Noorbeek),
buik:
būak (Q028p Jabeek),
kont:
kōnt (L312p Neerpelt),
korst:
kos (Q180p Mal),
kruin:
krȳn (Q097p Ulestraten),
onden:
oŋǝ (Q121p Kerkrade),
onderkant:
onjǝrkant (L317p Bocholt),
oŋdǝrkānt (Q198b Oost-Maarland),
oŋǝrkaŋk (L270p Tegelen),
ōndǝrkant (Q095p Maastricht, ...
Q099q Rothem),
onderkorst:
oŋǝrkorst (L292p Heythuysen),
oŋǝrkō.rs (L290p Panningen),
oŋǝrkōrst (L291p Helden),
ōndǝrkors (L269p Blerick),
ōndǝrkōrs (L250p Arcen),
ōndǝrkǭrst (L163p Ottersum),
ōŋǝrskors (L269a Hout-Blerick),
onderste:
øŋǝlstǝ (L383p Melick),
øŋǝštǝ (Q021p Geleen),
platte kant:
platǝ kant (P176a Melveren),
vloer:
vlūr (K314p Kwaadmechelen)
|
Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b]
II-1
|