33471 |
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats |
afdak:
af˱dak (Q191p Cadier, ...
P048p Halen,
P050p Herk-de-Stad,
P046p Linkhout,
P045p Meldert,
K357p Paal,
P044p Zelem),
af˱dōǝk (P218p Borlo),
af˱dǭk (P176p Sint-Truiden),
āf˱dāk (L320a Ell, ...
L429p Guttecoven,
L322p Haelen,
L330p Herten,
L292p Heythuysen,
Q039p Hoensbroek,
L269a Hout-Blerick,
K314p Kwaadmechelen,
P051p Lummen,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q196p Mheer,
L416p Opglabbeek,
L288a Ospel,
L314p Overpelt,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q112p Voerendaal,
L368b Waterloos,
L289p Weert),
āǝf˱dāǝk (P055p Kermt),
ǫf˱dǫ.k (Q180p Mal),
ǫu̯f˱du̯ǫk (Q158p Riksingen),
ǭf˱dǭk (Q156p Borgloon, ...
Q086p Eigenbilzen),
afdakje:
ãf˱dǫkskǝ (Q156p Borgloon),
ǭf˱dękskǝ (Q086p Eigenbilzen),
afhang:
āfhaŋk (L318b Tungelroy),
āfhāŋ (L282p Achel),
cartouche (fr.):
kartuš (Q160a Haren),
kǝrtūšǝ (Q072p Beverst),
dak:
dāk (Q095a Oud-Caberg),
dakdrup:
dāk˱drøp (Q204a Mechelen),
dāx˱drȳp (Q211p Bocholtz),
dakje:
dø̜kskǝ (Q162p Tongeren),
dękskǝ (Q209p Teuven),
dakluif:
dāklø̜i̯f (L326p Grathem),
dakoversteek:
dākø̄vǝrštɛ̄k (Q113a Welten),
doorgeschoten dak:
dø̜rgǝsxōtǝ dak (L164p Gennep),
droogdak:
drø̄x˱dāk (L378p Stevensweert),
eusloop:
jē̜ ̞slāp (Q170p Grote-Spouwen),
ø̜i̯slop (Q071p Diepenbeek),
euze:
hi̯øzǝn (Q076p Romershoven),
jø̜̄zǝ (Q177p Millen),
ø̜̄zǝ (L290p Panningen),
euzeloop:
i̯ø.zǝlōp (Q077p Hoeselt),
euzendrup:
ø̜̄zǝndrø̜p (Q088p Lanaken),
euzeval:
ēzǝval (Q002p Hasselt, ...
Q002b Kiewit),
huifel:
hȳfǝl (L382p Montfort),
ingewerkt hangdak:
`eŋgǝwęrǝk haŋdāk (Q076p Romershoven),
luif:
lø̄f (Q033p Oirsbeek),
lø̜̄f (Q196a Banholt, ...
Q196p Mheer),
lø̜̄i̯f (L317p Bocholt, ...
L316p Kaulille),
lø̜i̯f (Q019p Beek, ...
Q284p Eupen,
Q021p Geleen,
L326p Grathem,
Q111p Klimmen,
L321p Neeritter,
L420p Rotem,
Q020p Sittard,
Q032b Sweikhuizen),
luifdak:
lø̜i̯f˱dāk (Q022p Munstergeleen),
luifel:
lø̜i̯fǝl (Q072p Beverst, ...
L430p Einighausen,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht),
luifje:
lø̜i̯fkǝ (Q095p Maastricht),
neuzel:
nø̄zǝl (K358p Beringen, ...
K357p Paal,
K361p Zolder),
overdak:
yvǝrdǭk (Q193p Gronsveld),
overdakje:
ø̄vǝrdǫkskǝ (Q080 Q080p
[Vliermaal]
),
overdek:
ø̜vǝrdęk (Q007p Eisden),
overkapping:
ø̄vǝr`kapeŋ (L321 L321p
[Neeritter]
),
overslag:
ø̜i̯vǝrslāx (P218p Borlo, ...
P175p Gingelom),
overstaand dak:
øvǝrštǭnt˱ dāk (Q119p Eygelshoven),
oversteek:
ovǝrstek (K353p Tessenderlo),
ovǝrstɛ̄k (K278p Lommel),
ȳvǝrstēk (L317p Bocholt),
øvǝrstek (Q007p Eisden, ...
Q187a Heugem),
ø̄vǝrstīǝk (Q071 Q071p
[Diepenbeek]
, ...
Q080 Q080p
[Vliermaal]
),
ø̄vǝrštēk (L270 L270p
[Tegelen]
, ...
L331 L331p
[Swalmen]
,
L332 L332p
[Maasniel]
,
L386 L386p
[Vlodrop]
),
ø̜vǝrstē̜ ̞k (Q009p Maasmechelen),
ēvǝrstēǝk (P055p Kermt),
īǝvǝrstē̜ ̞k (L360p Bree),
ōvǝrstęk (L286p Hamont, ...
L312p Neerpelt),
ōvǝrštēk (L291p Helden),
ǫu̯vǝrstęi̯k (P050p Herk-de-Stad),
ǫvǝrstɛ̄k (L265p Meijel),
overstuk:
i̯ø̄vǝrstøk (L416p Opglabbeek),
scherf:
šø̜rǝf (L420p Rotem),
scherm:
skęrm (P222p Opheers),
šø̜rǝm (Q176a Ketsingen),
šęrǝm (Q093p Rosmeer),
schermsteek:
šęrǝmstēk (L372p Maaseik),
schuiltje:
sxølkǝ (Q156p Borgloon),
schutting:
sxytiŋ (P044p Zelem),
sprongdak:
špruŋk˱dāk (Q039p Hoensbroek),
uitsprong:
au̯ǝtspruŋk (P177p Zepperen),
ou̯.ǝtsprǫu̯.ŋ (P222p Opheers),
ø̜tsprǫŋ (K358p Beringen),
vlucht:
vløx (L378p Stevensweert),
vluchting:
vløxteŋ (L378p Stevensweert),
voûte (fr.):
vut (P174p Velm)
|
Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.]
I-6
|