26692 |
pasbrug |
brug:
brøx (Q095p Maastricht),
brø̜k (Q207p Epen, ...
Q204a Mechelen),
het lichtens:
ǝt lextǝs (Q099q Rothem),
hevel:
hę̄vǝl (L159a Middelaar),
licht:
le.x (L372p Maaseik),
lex (Q111p Klimmen, ...
L432p Susteren),
lext (L362p Opitter),
licht (L321p Neeritter),
lixt (K357p Paal),
løx (Q009p Maasmechelen),
lichtbalk:
leqbalǝk (L0426 Holtum),
lex(t)˱balǝk (L330p Herten, ...
L318b Tungelroy),
lext˱balǝk (L289p Weert),
lex˱balǝk (L295p Baarlo, ...
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
L432p Susteren),
lichtbalk (L321p Neeritter, ...
L318b Tungelroy,
L268p Velden),
lixt˱balk (K357p Paal),
lichter:
lichter (L322a Nunhem),
lichthout:
lexthoǝts (Q211p Bocholtz),
lift:
left (K278p Lommel),
pasbalk:
pasbalk (Q039p Hoensbroek, ...
L382p Montfort),
voet:
vōt (L331p Swalmen),
vondel:
vondǝl (L265p Meijel),
vonder:
vondǝr (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
vø̜njǝr (L326p Grathem, ...
L332p Maasniel),
vǫndǝr (L211p Leunen),
vonderbalk:
vonjǝrbalk (L320c Haler),
vǫndǝrbalk (L318b Tungelroy)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|