29542 |
pottenbakkershout |
boomstronken:
bomstrø̄̄ŋk (L163p Ottersum),
bossen hout:
bøs hǫlt (L164p Gennep),
dikke takken:
dekǝ tɛk (L163p Ottersum),
klossen:
klø̜s (L163p Ottersum),
schansen:
sxānsǝ (L163p Ottersum),
šansǝ (L270p Tegelen),
takkenbossen:
takǝbøs (L163p Ottersum
[(enkelvoud: takǝbos)]
)
|
Het hout, meestal in de vorm van takkenbossen, dat gebruikt wordt om de pottenbakkersoven te stoken. Zie ook het lemma ɛtakkenbossenɛ in de paragraaf over de veldoven. In L 163 gebruikte men verschillende soorten hout om te stoken: eike-, berke-, peppelen-, denne- en beukehout. Daarnaast werden ook spoorbielzen en telefoonpalen opgestookt. Ook in L 164 werden spoorbielzen verwerkt, maar ook dennehout.' [N 49, 62; monogr.]
II-8
|