e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzellarve aambei: aombeien (Montfort), aambeitel: ambeitel (Dieteren, ... ), ambeͅi.tələ (Dilsen), ambeͅtəl (Rotem), aombeitel (Geleen, ... ), aombeitele (Echt/Gebroek), aombeitele (larven) (Putbroek), āmbeͅi.təls (Maaseik), āmbeͅi.tələ (Rotem), āmbeͅitələ (Elen), oambeitel (Maasbracht), JK of —beet, enz?  aombeitel (Echt/Gebroek), Veldeke  aombeitel (Montfort), aambeitelworm: aombeitelwórm (Stevensweert), amelsbeitel: a:məlsbeͅi̯təl (Leut), āməlzbøͅytəl (Rekem), angel: a.ŋəl (Beek (bij Bree), ... ), a.ŋəls (Gellik), a.ŋələ (Bocholt, ... ), angel (Bocholt, ... ), angele (Neeritter), aŋəl (Geistingen, ... ), aŋələ (Ophoven), runderhorzel doet dat  a.ŋəl (Meeuwen), WLD  angel (Tungelroy), worm die zich uit een eitje onder de huid van een koe ontwikkelt  áŋəl (Zonhoven), angelbeet: a.ŋəlbē.t (Neerpelt), aŋəlbē.t (Achel), aŋəlbitə (Neerpelt), Veldeke  angelbiet (Eksel), angelbeitel: angelbeitel (Nieuwstadt), angelbeitel (de knobbel) (Geleen), angelbuttele (Vijlen), angelbuts: angel-böts (Wijlre, ... ), angelbusse (Vijlen, ... ), angelbussen (Vijlen, ... ), angelbutse (Spekholzerheide), angelbutze (Mechelen), angelbötze (?) (Wijlre), angelenbeet: aŋələbē.t (Heusden), eͅŋələbēt (Zolder), angelgat: Veldeke (iets gewijzigd) Additie bij vraag 35 de beschadiging van t leer veroorzaakt door de larve van de runderhorzel) noemt men: -  angelgater (Tegelen), angelsbeitel: a.ŋəlzbeͅi.təl (Neerharen), angelsbeitel (Meeswijk, ... ), aŋəlzbeͅi.tələ (Lanklaar, ... ), aŋəlzbeͅitəl (Eisden, ... ), aŋəlzbeͅitələ (Stokkem), āŋəlzbeͅitəle (Boorsem), äŋəlsbɛi̯təl (Mechelen-aan-de-Maas), angelsbout: vrij naar het WLD Additie bij vraag 35: gezwel (in de huid van runderen, dat veroorzaakt wordt door de larve van de runderhorzel)  angelsbout (Klimmen), angelsbult: angelsbult (knobbel) (Berg-en-Terblijt), WLD  angelsbulten (Milsbeek, ... ), angelsknobbel: aŋəlsknobəl (Kessenich), angelworm: aŋəlwø.rəm (Neerpelt), anger: WLD  anger (Mechelen), angerbuts: WLD Additie bij vraag 35: (bulten in de huid van runderen, veroorzaakt door de larve van de paardehorzel)  angerbötse (Mechelen), angsbeitel: idiosyncr. + soms fon. schrift Engels  angsbēētel (Einighausen), beestenmade: biestemoj (Sint-Truiden), boutangel: boͅu̯da.ŋələ (Lanaken), een dikke vette: Additie bij vraag 35: tegen runderhorzel zeggen wij dieke votte  dieke votte (Hout-Blerick), Additie bij vraag 36: tegen paardehorzel zeggen wij dieke votte door zijn lange dik buigende onderlijf  dieke votte (Hout-Blerick), hamelsbeitel: hāməlzbøͅytəl (Opgrimbie), horzelknoop: Additie bij vraag 35: de bult (veroorzaakt door de larve van de runderhorzel), is een -  hoorzelknoep (Swalmen), eigen spellingsysteem  horzelknoep (Hoensbroek), horzellarve: horzellarve (Baarlo), WLD (met aantekeningen)  horzel-larve (Leuken), horzelmade: hoerzelmaai (Bree), horzelmāj (Hechtel), Tegelen Wb.  hoorselmaaj (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  hoorselmaje (Tegelen), horzelworm: horstelwörm (Arcen), horzelwurm (Helden/Everlo), horzelwörm (Middelaar), hoͅrzəlwərm (Neerharen), Tegelen Wb.  hoorselworm (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  hoorselwörm (Tegelen), huidmade: høi̯tmōͅj (Lommel), knobbel: knobələ (Stokkem), knubələ (Loksbergen), knozel: knozel (Valkenburg), knozele (Geleen), koemade: koumoͅə (Hoepertingen), kowmai̯ (Vliermaal), kowmoa (Mechelen-Bovelingen), kōmāj (Eisden), kumoͅi̯ (Tongeren), kuu̯maj (Romershoven), koeworm: kau̯wø̄rəm (Borgloon), idiosyncr.  kuujworm (Blerick), WLD  kowwor.m (Panningen), larve: larf (Baarlo), larve (Noorbeek), idiosyncr. Additie bij vragen 32 - 36: De larve wordt gewoonlijk aangeduid met het woord: l?rf. Ze wordt dus in omschrijvingen gebruikt.  lèrf (Maastricht), made: maai (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), maaj (Tungelroy, ... ), maoi (Boekhout, ... ), māi̯ (Halmaal, ... ), moi (Millen), moj (Brustem, ... ), mouj (Zichen-Zussen-Bolder), mōj (Beverlo), mōͅi̯ (Zolder), mōͅj (Beverlo, ... ), moͅ (Sint-Huibrechts-Lille), moͅi̯ (Heusden, ... ), moͅj (Borlo, ... ), moͅuəi (Lommel), mui (Beverst), nb wormbulten leegknijpen: mojknuup outpietse  moͅj (Riksingen), vrij naar het WLD  maaj (Klimmen), made vd paardenhorzel: moͅj van piōtshoͅsəl (Riksingen), made vd runderhorzel: WLD  de maaj v.d. runderhorzel (Boekend), WLD hier genoemd, -  maje van rinjes hoorsel (Maasniel), madenbeet: mojbət (Kermt), madenbuts: maibøts (Beringen), majbøts (Kwaadmechelen), māibøtsə (Meldert), mōͅbøst (Zelem), mōͅibøtsə (Heppen, ... ), mōͅjbøts (Tessenderlo), madenknoeb: maieknoebben (Vliermaalroot), mōͅiknubə (Mopertingen, ... ), mōͅjknobə (Bilzen), mōͅjknubə (Vroenhoven), mōͅjknuibə (Vlijtingen), mōͅknubə (Gelinden), mōͅknöbə (Diepenbeek), moͅiknubə (Grote-Spouwen, ... ), moͅiəknubə (Membruggen), moͅi̯knubə (Hoeselt, ... ), moͅjknybə (Koninksem), madenknoebel: maiəknubəls (Wilderen), madenknook: mājknōk (Lummen), māknē.k (Hasselt), mōͅ.knē.k (Berbroek, ... ), mōͅ.knī.k (Kuringen), mōͅi.knōkə (Stokrooie), mōͅi̯knē.k (Godschei), mōͅknyøͅk (Kozen), mōͅknø̄k (Herk-de-Stad), mōͅknø̄yk (Donk (bij Herk-de-Stad)), mōͅəknōkə (Linkhout), mōͅəkny(3)̄ə.k (Zepperen), mōͅəknyøk (Kortessem, ... ), mōͅəknyøͅk (Ulbeek, ... ), mōͅəknyøͅək (Alken, ... ), mōͅəknø̄.k (Stevoort), moͅiəknøͅyk (Ordingen), moͅi̯kno.k (Diepenbeek), moͅi̯knyøk (Berlingen, ... ), moͅi̯knyøͅ.k (Kerniel), moͅi̯əknyøͅk (Binderveld, ... ), moͅi̯əknøͅyk (Duras), madenknoop: mōͅiəknyp (Herderen), mōͅjknep (Hees), mōͅknyp (Bommershoven, ... ), mōͅknøəp (Gutshoven), mōͅəknyp (Heers, ... ), moͅi̯kno.p (Kortessem), moͅi̯knyp (Borgloon, ... ), moͅi̯knøp (Vliermaalroot), moͅi̯knøyp (Voort), moͅi̯knøəp (Wintershoven), moͅjknyp (Berg, ... ), madenknoopje: mōͅəkny(3)̄pkə (Groot-Gelmen), madenknots: mōͅknoͅtsə (Halen), madenpot: mōͅi.əpoͅtə (Lummen), makenik: mōͅkənek (Spalbeek), met-eter: WLD  mitaeter (Posterholt), met-vreter: WLD  mitvraeter (Posterholt), met-worm: eigen spellingsysteem  mitwurm (Mesch), mug: mex (Grote-Spouwen), paardenmade: pēͅrdəmo.j (Neerpelt), paardenworm: pēͅrdəwø.rəm (Neerpelt), peͅrəwoͅrəm (Geistingen), pjēͅrəwərm (Beverlo), paardhorzelworm: peͅiətwoͅsəlwərm (Brustem), paardshorzelmade: idiosyncr.  pearshoostelmaaj (Grathem), paardsmade: pjatsmōͅ (Opheers), Veldeke (iets gewijzigd)  paersmaje (Tegelen), paardsworm: paerdsworm (Nunhem), paerdswörm (Blerick), paerswurm (Swalmen), paìrswórm (Stevensweert), pārswoͅrm (Rotem), pedswörm (Mechelen), pietswøͅrm (Tongeren), pjatswərəm (Grote-Spouwen, ... ), pèrsworm (Heythuysen), pèrswərm (Bree), pèèrdsworm (Haelen), pêrdswörm (Neeritter), pɛrtswərm (Neerharen), pɛ̄tswərəm (Borlo), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels ae = ae van Engels fonetisch schrift  paesjwôrrəmə} (Einighausen), Veldeke  paersworm (Montfort), WLD  perdswor.m (Panningen), perswor.m (Panningen), pèërsworrem (Gronsveld), WLD ik ken hem niet Anders dan als -  pairsworm (Maasniel), paardswortel: paeschwortel (Puth), Additie (bij vraag 35): = runderhorzel  pēēëdswórtel (Hoensbroek), fonetisch Additie bij vraag 36: De paardenhorzel zelf heet "paesjwoertel"(vergelijk additie bij vraag 35)  paesjwŏĕrtel (Oirsbeek), rode worm: rooiworem (Neer), runderhorzelmade: runderhorzelmaai (Boekend), idiosyncr.  rinjerhoostelmaaj (Grathem), runderwesp: Veldeke  ringerwésp (Ulestraten), runderworm: ringerwörm (Mechelen), WLD  reenderwörrem (Gronsveld), rups: roepsj (Waubach), teek: teek of horzel (sic) (Grubbenvorst), tēk (Maaseik), täke (Linne), idiosyncr.  teək (Borgloon), veeworm: veeworm (Ospel), veldmade: vɛlmoͅi̯ (Tongeren), warbos: warbos (Mheer), warboͅs (Sint-Martens-Voeren), gewoon spellingsysteem  warbos (Mheer), uit t waals  wa.rboͅs (Sint-Pieters-Voeren), Veldeke  ’n warboos (Eijsden), WLD  warboos (Oost-Maarland), WLD Additie bij vraag 35: (bulten in de huid van runderen, veroorzaakt door de larve van de runderhorzel)  warbosse (Mechelen), weiworm: weiwurm (Helden/Everlo), worm: der worm (Hoensbroek), weͅrm (Beverst), worm (Hout-Blerick, ... ), wormen (Amby), wurrem (Margraten, ... ), wòrm (Waubach), wórm (alg.) (Kerensheide, ... ), wörm (Baarlo), wørəmə (Diepenbeek), wø̄rəm (Borgloon), wøͅrm (Godschei), wøͅrəm (Vucht), wərm (Beringen, ... ), wɛrəm (Spalbeek), dan heeft t paard de wörm  de wörm (Oost-Maarland), Veldeke  worm (Ulestraten), wörm (Bocholtz), vrij naar het WLD  worm (Klimmen), WLD  wĕŭrem (Oost-Maarland), worm (Eys, ... ), wörrem (Mechelen), ’n worm (Boekend), WLD péérd heet wörm  worm (Tungelroy), worm van de horzel: worm v. horzel (Boekend), wormbult: wøͅrəmbøltə (Kaulille), wormknobbel: Additie bij vraag 35: de bult (door de larve van de runderhorzel veroorzaakt in de huid van runderen)  wurmknobbel (Geulle) larve [N 26 (1964)], [N 26 (1964)], [N 26 (1964)] || larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)], [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)], [N 26 (1964)] || larve vd runderhorzel || larve ve daas || made, worm onder de huid [Goossens 1b (1960)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || paardshorzel, insect dat zijn eitjes legt onder de huid van de koeien [Goossens 1a (1955)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)] || worm onder de huid [Goossens 1b (1960)] || worm vdit laatste insec [Goossens 1b (1960)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1a (1955)], [Goossens 1b (1960)] III-4-2