26654 |
schepkist |
bak:
bak (P120p Alken, ...
P188p Hoepertingen,
P177a Ordingen,
P176p Sint-Truiden),
duivelskist:
divǝlskest (L417p As, ...
L372p Maaseik,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren),
dy.vǝlskest (L317p Bocholt),
dyvǝlskes (Q188p Kanne, ...
Q181p Sluizen),
dȳ.vǝlskest (L414p Houthalen),
dī.vǝlskist (L417p As, ...
Q003p Genk,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
kas:
kas (Q160a Haren),
kist:
kes (Q077p Hoeselt),
kīǝs (P184p Groot-Gelmen, ...
Q164p Heks),
meelkist:
mēǝlkīǝs (P187p Berlingen, ...
Q159p Broekom,
P195p Gutschoven,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
Q078p Wellen),
mę̄.lkes (Q188p Kanne),
mę̄lkes (Q072p Beverst),
mę̄lkis (Q082p Munsterbilzen),
mīǝlkest (Q001p Zonhoven),
mīǝlkis (Q002a Godschei),
mīǝlkīs (Q071p Diepenbeek),
molenkist:
mø̄jlǝkīǝs (P187p Berlingen),
mouw:
mő̜w (Q160p Bommershoven, ...
P195p Gutschoven),
schepkist:
šø̜pkes (Q180p Mal),
šępkis (Q083p Bilzen)
|
De kist waarin de molenaar het schepmeel verzamelde. Het woordtype duivelskist was een schertsende benaming waarmee werd gesuggereerd dat de molenaar de inhoud van de kist op oneerlijke wijze had verkregen. [Jan 273; Coe 257; Grof 293; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-3
|