e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snoer gebondje: gebondje (Boorsem, ... ), kǝrbønjtjšǝ (Opgrimbie), karwats: karǝwatš (Holtum), kǝrwats (Kerkhoven, ... ), kǝrwatš (Arnhem, ... ), karwatsje: kǝrwatškǝ (Kessenich), katsool: katšǭl (Mheer, ... ), klakkeslag: klakǝslǭx (Beverst), klap: klap (Lommel), klatskoord: klatskǭrt (Horst), klatsool: klatšoel (Klimmen), klatšul (Amby), klatšǭl (Geleen, ... ), klat˱žǭel (Grevenbicht / Papenhoven), klatsoor: klatšur (Heerlen), klatšōǝr (Doenrade), klets: klets (Zelem), koord: ki̯ǭt (Wellen), ku̯ǫt (Hoeselt), kōrt (Linde, ... ), kǭt (Bleijerheide), krekkesjool: krękǝšual (Neeritter), krękǝšul (Horn), krękǝšōl (Beegden), krękǝšǭl (Stevensweert), leer: lē̜r (Herten), leren riem: lērǝ rim (Sint-Truiden), lē̜rǝ rim (Hamont), lē̜rǝ rīm (Overpelt), leren stuk: leren stuk (Schimmert), lid: lē̜ǝt (Niel-Bij-Sint-Truiden), lijn: lē̜n (Melveren), lits: lęts (Opglabbeek), onderslag: onderslag (Sint Pieter), riem: rēm (Hushoven, ... ), slag: slax (Milsbeek, ... ), slā(ǝ)x (Opheers), slā.x (Meeswijk), slāx (Gingelom, ... ), slāǝx (Sevenum), slǫx (Hoepertingen), šlāx (Horn, ... ), šlǭx (Gronsveld), smak: smak (Gelieren Bret, ... ), smakkesnoer: smakǝsnōr (Welkenraedt), smet: smęt (Diepenbeek, ... ), smik: smek (Baarlo, ... ), smik (Val-Meer), šmek (Baexem, ... ), smikkekoord: šmekǝkǭrt (Kessel, ... ), smikkekoordje: šmekǝkø̜̄rtjǝ (Posterholt), smikkeslag: smekǝslāx (Beesel, ... ), smekǝslǭx (Smeermaas), smikǝslāx (Oost-Maarland), šmekǝšlāx (Belfeld, ... ), smikkesnoer: smekǝsnōr (Laak, ... ), šmekǝsnōr (Munstergeleen), šmekǝšnur (Nijwiller), šmekǝšnōr (Eys, ... ), šmekǝšnǫar (Bleijerheide, ... ), šmekǝšnǫu̯ǝr (Sittard), smikketouw: smekǝtǫu̯ (Broeksittard, ... ), šmekǝtǫu̯ (Asenray / Maalbroek, ... ), smikkoord: šmekkǭrt (Susteren), smikkoordje: šmekkø̜̄rtjǝ (Herten), smiktouw: smektǫu̯ (Blerick, ... ), smoek: smūk (Oost-Maarland), snoer: snō ̞r (Lanklaar), snōr (America, ... ), snūr (Berverlo, ... ), snǫu̯ǝr (Paal), snǭr (Ell), šnōr (Baarlo, ... ), šnōǝr (Mechelen), šnǫu̯r (Limbricht), šnǭr (Bocholtz, ... ), touw: tǫu̯ (Hushoven, ... ), vier koorden: vīr kōrǝ (Beringen), voorslag: vøršlāx (Beringe), vø̄rslāx (Nederweert, ... ), vø̄ršlāx (Heythuysen), vø̜̄ršlāx (Buggenum), zweep: zweep (Sevenum), zwip (Diepenbeek), zwiǝp (Achel, ... ), zwēp (Blitterswijck, ... ), zwīǝp (Overpelt), zweepskoord: zweepskoord (Afferden), zwepskōrt (Merselo), zwēpskōrt (Heijen), zweepslag: zwipslax (Well), zwēpslax (Wellerlooi), zweepstouw: zwēpstǫu̯ (Blitterswijck), zweeptouw: zwiǝptǫu̯ (Echt), zwēptǫu̯ (Leunen, ... ), zwepeslag: zwēpǝslax (Meerlo), zwēpǝslāx (Arcen), zwēpǝslāǝx (Sevenum), zwępǝslax (Gennep), zwepetouw: zwēpǝtǫu̯ (Swolgen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10