e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spie ang: (Lauw), beitel: beitel (Dilsen, ... ), boulon: (mv)  bulǫŋs (Sint-Truiden), bulǫ̃s (Heks), bǝlǫŋs (Ordingen), cale: kal (Aldeneik, ... ), cale (fr.): kal (Grote-Spouwen, ... ), kalǝ (Maaseik), callen: kalǝ (Kanne), extra vulling: ɛkstra vøleŋ (Meijel), houten pin: hō.tǝ pen (Gellik), houten spie: hutǝ spī (Blerick), hō.tǝ spɛi̯ (Lummen, ... ), ijzer: izǝr (Lanaken), inzet: inzet (Eisden), kijl: kei̯.l (Rotem), ki.l (Eisden, ... ), kil (Lanaken, ... ), kēl (Amby, ... ), kī.l (Boorsem, ... ), kīl (Amstenrade, ... ), kijltje: kē̜jlšǝ (Bleijerheide), kīlkǝ (Eygelshoven, ... ), klamp: klãm (Bree), knijp: knīp (Maasmechelen), knip: knep (Bilzen), krang: (mv)  kręŋǝ (Haelen), krangspie: krangspie (Haelen), opvulling: opvø̜leŋk (Neeroeteren), pegel: pi.gǝl (Lauw), pin: pen (Gronsveld, ... ), pin (Riemst), pē.n (Lanaken), pęn (Kanne), slek: slęk (Kwaadmechelen), slook: šlōk (Buchten), sluitspie: slø̜̄.tspɛi̯ (Houthalen), slø̜̄tspei̯ (Zelem), snaadspie: snǭtspii̯ (Meeuwen), spie/spij: spai̯ (Borgloon, ... ), spe(i̯) (Berverlo, ... ), spi (Bilzen, ... ), spi(i̯) (''s-Herenelderen, ... ), spøi̯ (Vlijtingen), spē (Spalbeek), spē̜(i̯) (Aalst, ... ), spē̜ǝ (Boekhout, ... ), spęi̯ (Berbroek, ... ), spęj (Alken, ... ), spī (Achel, ... ), spɛi̯ (Vliermaal), spɛj (Tongeren), špi (Born, ... ), špi-j (Ransdaal, ... ), špī(i̯) (Baexem, ... ), spiesuçon: spisǝsoŋ (Maastricht), spietje: spai̯kǝ (Paal), spikǝ (Echt, ... ), spī.kǝ (Opheers), špikǝ (Herten), špīkǝ (Holtum), spieën/spijen: spajǝ (Lummen), speǝn (Paal), spiǝ(n) (Alt-Hoeselt, ... ), spęjǝ(n) (Diepenbeek, ... ), spęǝn (Diepenbeek), spɛjǝ (Tongeren), (enk)  spi (Aldeneik, ... ), špi (Maastricht), spij: spęj (Berlingen, ... ), stekjes: stękskǝs (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), wig: wex (Sevenum), zeisseklem: zeisseklem (Velden) De pin die men in de gaten van het sluisijzer steekt om de sluis omhoog te houden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Coe 26; Grof 62] || De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] || Houten of metalen wig die tijdens het zagen in de zaagsnede werd ingedreven om klemmen van de zaag of verkeerd vallen van de boom te voorkomen. [N 50, 11b; N 75, 121d] || Spieën waarmee de noten van de steenbus worden vastgezet. Zie ook afb. 78. [Vds 121; Jan 132; Coe 107; N O, 16e; N O, 16f] || Wig waarmee de naaf van het molenrad op de molenboom wordt vastgezet. [Vds 65; Jan 71; Coe 59; Grof 82] I-3, II-12, II-3, II-7