e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strijker (het) stoot zich aan: štø̄t zex ān (Sittard), de strijk: dǝ strī.k (Ittervoort), sleper: slei̯pǝr (Kinrooi, ... ), slipǝr (Maasmechelen), slęi̯pǝr (Neeritter), slofferd: slofǝrt (Genk, ... ), strijker: strijker (Baarlo, ... ), strikǝr (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), strī̄kǝr (Thorn), strē.kǝr (Hasselt), strī.kǝr (Maastricht), strīkǝr (Nederweert, ... ), strɛ̄kǝr (Leopoldsburg, ... ), strɛ̄ʔǝr (Tessenderlo), štrikǝr (Heerlen, ... ), štrī̄kǝr (Echt, ... ), štrīkǝr (Gronsveld, ... ), strijkerd: štrikǝrt (Herten) De arbeider die met behulp van een strijkhout de kleikoek in de vorm gladstreek. [monogr.] || Met de steenspil verbonden, gebogen houten arm die het zaad in de kollergang voor de kantstenen strijkt. [Jan 277] || Paard dat de poten te dicht bij elkaar zet en tijdens het gaan met de enkels tegen elkaar wrijft, waardoor vooral verwondingen aan de kogel (zie het lemma ''kogel'' 3.5.6) kunnen ontstaan. Vgl. het lemma ''haarenkelen'' (5.26). [N 8, 84d] I-9, II-3, II-8