28988 |
strossen |
aaneenstoppen:
ānęjnstopǝ (Q009p Maasmechelen),
aaneenstressen:
anēštręsǝ (Q121c Bleijerheide),
aaneenstrossen:
ānęjnštrosǝ (L299p Reuver),
aaneenvlechten:
enēfliǝtǝ (Q253p Montzen),
besteken:
bǝstē̜kǝ (Q083p Bilzen),
dobbel naaien:
dobǝl ni-jǝ (Q197p Noorbeek),
fatsoeneren:
fatsunērǝ (P219p Jeuk),
hechten:
hęxtǝ (Q016p Lutterade),
randereren:
randǝrērǝ (Q027p Doenrade),
strossen:
strossen (L416p Opglabbeek),
strosǝ (L428p Born, ...
L381p Echt,
L246p Horst,
L368p Neeroeteren,
K353p Tessenderlo),
strǫsǝ (L265p Meijel),
štrosǝ (L330p Herten, ...
L433p Nieuwstadt,
Q111q Ransdaal,
L270p Tegelen),
tresje maken:
tręskǝ mākǝ (K361p Zolder),
trossen:
trosǝ (Q088p Lanaken, ...
Q099p Meerssen),
trosǝn (Q015p Stein),
trǫsǝ (Q165p Hopmaal),
vlechten:
fliǝtǝ (Q253p Montzen)
|
Het onzichtbaar aaneenhechten van twee lappen stof zonder naad ertussen door er steken overheen te naaien met de tafellakensteek of strossteek. Zie afb. 35. [N 59, 59; N 62, 15c]
II-7
|