e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde zuring broodjesstruik: brītjǝstryk (Grote-Brogel), dove surkel: dǫu̯vǝ sørkǝl (Hoepertingen), gauw-groot: gő̜u̯grǫu̯t (Wellen), haasjesklaver: haskǝsklǭvǝr (Tessenderlo), hǫskǝsklāvǝr (Herk-de-Stad), hazebrood: hǭzǝbrū.t (Overpelt), hazebroodje: hazǝbrūǝtjǝ (Bocholt), hazeklaver: hazeklaver (Heppen, ... ), hãzǝklãvǝr ('S-Herenelderen, ... ), hāǝzǝklaǝvǝr (Stevoort), hōzǝklǭvǝr (Runkelen), hǭzǝklǭvǝr (Gutschoven), hazeklee: hāzǝklī (Lanaken), hāzǝklīǝ (Eisden, ... ), hǫu̯zǝklē ('S-Herenelderen, ... ), hǫzǝklī (Bilzen), hazeklever: hazǝklęvǝr (Kaulille, ... ), hōzǝklē̜vǝr (Berverlo), hazezurkel: hazezurkel (Voort), hondsribbe: (mv)  hǫnsrøbǝn (Heusden), hondsurelle: hǫnsǝręl (Piringen), hǫnsǝręlj (Tongeren), klaver: klai̯ǝvǝr (Sint-Truiden), klaverzurkel: klǭvǝrzørǝkǝl (Sint-Lambrechts-Herk), kleegras: klēgrǫu̯ǝs (Beverst), klisklaver: klęsklǭvǝr (Berverlo), koekoeksla(ad): kukukslāǝt (Zonhoven), kukukslǭt (Diepenbeek, ... ), koesurelle: kusǝręl (Waltwilder), koeësulker: kou̯ǝsø.lǝkǝr (Broekom), konijnsklaver: konijnsklaver (Paal), paardssurelle: pē.šsǝrɛl (Puth), pēršsǝręl (Rothem), pēršsǫręl (Valkenburg), pē̜rtsǝrɛl (Maasmechelen, ... ), pē̜tssuręl (Heerlen), pɛrsǝręl (Valkenburg), porteil (?): pǝr`tęl (Ordingen), rietgras: rit˲grǫǝs (Melveren), schaapsurelle: šopsǝręl (Hoeselt), steenklaver: stīǝnklavǝr (Stokrooie), steenklee: stęi̯klīǝ (Neeroeteren), stęi̯nklīǝ (Opoeteren), steenklever: stēnklēvǝr (Eksel), suikerij: sukǝręi̯ (Oost-Maarland), (waarschijnlijk een contaminatie van suikerij en surelle)  sukǝ`ręl (Ten Esschen), sulker: se.lkǝr (Bilzen), sy.lǝkǝr (Bommershoven, ... ), sø.lǝkǝr (Lanaken, ... ), sølkǝr (Paal), sølǝkǝr (Berverlo, ... ), sø̜lǝkǝr (Peer), sęlǝkǝr (Hasselt), surelle (fr.): su`ręl (Heerlen, ... ), su`ręlǝ (Millen), su`rɛǝl (Opgrimbie), sy`ręl (Lommel, ... ), sę`rɛl (Maaseik, ... ), sǝ`ręl (Banholt, ... ), sǝ`ręla (Lauw), sǫ`rɛl (Gulpen, ... ), tsǝ`ręl (Bocholtz), zu`ręl (Geulle), zu`ręlǝ (Nerem), zǫu̯`ręl (Zichen-Zussen-Bolder), šǝ`ręl (Beverst), (metathesis-vorm)  zu`lęr (Val-Meer), surkel: sirkǝl (Schulen), surkel (Neerharen, ... ), syrkǝl (Gingelom, ... ), syrǝkǝl (Borgloon), sȳrkǝl (Mettekoven), sø.rǝkǝl (Vechmaal), sørkǝl (Gelinden, ... ), sørǝkǝl (Beringen, ... ), sø̄rkǝl (Zonhoven), sęrkǝl (Hasselt), vuile kervel: vø̄lǝ kø̜rvǝl (Houthalen), wilde klaver: weldǝ klǭvǝr (Muizen), wilde klaver (Velm), wīlǝ klau̯vǝr (Borlo), wīlǝ klaǝvǝr (Stevoort), wīlǝ klǭvǝr (Hoepertingen, ... ), wilde klee: węlǝ klī (Veldwezelt), wilde rabarber: welj rǝbarbǝr (Kessenich), welǝ rǝbarbǝr (Gelieren Bret), wilde rabarber (Tungelroy), wilde sulker: weldǝ sølǝkǝr (Borlo, ... ), weljǝ sylǝkǝr (Hopmaal), weljǝ sø.lǝkǝr (Berlingen, ... ), welǝ sylǝkǝr (Heers, ... ), welǝ sø.lǝkǝr (Bevingen, ... ), welǝ sølkǝr (Nieuwerkerken), welǝ sølǝkǝr (Aalst, ... ), wiljǝ sy.lǝkǝr (Heks, ... ), wiljǝ sø.lǝkǝr (Alken, ... ), wiljǝ sølǝkǝr (Gelinden, ... ), wilǝ sy.lǝkǝr (Bommershoven), wilǝ sø.lǝkǝr (Gors-Opleeuw, ... ), wīlǝ sølkǝr (Borgloon, ... ), wīlǝ sølǝkǝr (Diepenbeek), wilde surelle: weljǝ sǝ`ręl (Maaseik), welǝ šręl (Martenslinde), welǝ šǝ`ręl (Martenslinde, ... ), wil `zūręlǝ (Diets-Heur), wilǝ su`ręl ('S-Herenelderen), wilǝ sǝ`ręl (Montenaken, ... ), wilǝ sǝ`ręlǝ (Walshoutem), wilǝ sǝ`rɛlj (Koninksem), (metathesis-vorm)  wei̯ zu`lęr (Sluizen), wilde surkel: wei̯lǝ sørkǝl (Borgloon), weldǝ syǝrkǝl (Leopoldsburg), weldǝ sørǝkǝl (Wilderen), welǝ sø.rǝkǝl (Rukkelingen-Loon), wilde surkel (Paal), wiljǝ sø.rǝkǝl (Heers), wilǝ syrkǝl (Borgloon, ... ), wilǝ sørkǝl (Gingelom, ... ), wilǝ sęrǝkǝl (Hasselt), wīlǝ sørkǝl (Diepenbeek), wilde zuring: weljǝ zȳreŋ (Maasniel), wilde zurkel: weldǝ zørǝʔǝl (Oostham), welǝ zørkǝl (Gorsem, ... ), welǝ zē̜rkǝl (Kuringen), wilde zuurmoes: wejlt zūrmōs (Susteren), zulken: zølǝkǝn (Achel), zulker: zølkǝr (Grathem, ... ), zølǝkǝr (Nederweert, ... ), zø̜lkǝr (Boeket), zęlkǝr (Niel-bij-As), zīlkǝr (Bree), zure surelle: zūrǝ sǝręl (Werm), zurik: zurek (Meijel), zyrek (Milsbeek, ... ), zȳreg (Grathem), zuring: zureŋ (Blerick), zuring (Blitterswijck, ... ), zyreŋ (Middelaar), zȳreŋ (Beringen, ... ), zøreŋ (Panningen), zø̄reŋ (America, ... ), zø̜i̯reŋ (Nunhem), zø̜reŋ (Helden), zōreŋ (Baarlo, ... ), zurkel: zerkǝl (Niel-bij-As, ... ), zirkǝl (Gruitrode, ... ), zurkel (Berverlo, ... ), zyrkǝl (Gruitrode, ... ), zørkǝl (Bocholt, ... ), zørǝkǝl (Achel, ... ), zørǝʔǝl (Kwaadmechelen, ... ), zørʔǝl (Lommel), zø̄rkǝl (Beringen, ... ), zø̜rkǝl (Genk, ... ), zęrkǝl (Bree), zuur: zȳrkǝ (Waubach), zǭr (Hushoven), zuurgras: zōrgrās (Baexem), zuurkruid: zūrkrūt (Buchten), zuurloof: zōrlǫu̯f (Hushoven), zuurmelk: zurmelk (Heerlen), zǫu̯rmęlk (Schimmert), zuurmoes: zurmǫu̯s (Sittard), zuurmoes (Grevenbicht / Papenhoven), zō.rmō.s (Opoeteren), zō.rmōs (Niel-bij-As, ... ), zōrmōs (Ittervoort, ... ), zūrmōs (Guttecoven, ... ), zūǝrmōs (Noorbeek, ... ), zūǝrmǫs (Bleijerheide) Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.] I-3