25448 |
bederven, gezegd van pekel |
bedorven:
bǝdørǝvǝ (Q080p Vliermaal)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|
34540 |
bedorven ei |
bedorven eieren:
bǝdɛrvǝ ēr (Q080p Vliermaal)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
kotten:
kǫtǝ (Q080p Vliermaal),
stallen:
stɛl (Q080p Vliermaal),
stallingen:
staleŋǝ (Q080p Vliermaal),
stellingen:
stɛleŋǝ (Q080p Vliermaal)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
18825 |
bedroefd |
droef:
ook materiaal znd 23,33
druf (Q080p Vliermaal)
|
droef [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
sprei:
spreͅi̯ (Q080p Vliermaal)
|
Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
33660 |
beemd |
beemd:
bɛm (Q080p Vliermaal),
hooiwei:
hoi̯węi̯ (Q080p Vliermaal)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
18536 |
bef |
bavette (fr.):
baveͅət (Q080p Vliermaal)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32717 |
beginvoren in het midden |
rug:
rø̜.x (Q080p Vliermaal)
|
Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b]
I-1
|
32572 |
bemesten |
mesten:
męi̯.sǝ (Q080p Vliermaal)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
benauwd = zeer warm
bənāt (Q080p Vliermaal),
laf (weer):
het is laf
tĕz làf (Q080p Vliermaal)
|
licht, in de betekenis van zeer warm; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|