e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q166p plaats=Vechmaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treiteren faradien: jumand farijïen (Vechmaal), plagen: jumand plaogen (Vechmaal), treiteren: jumand treteren (Vechmaal) Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
trekhaken, -ogen ogen: ˙ǫu̯gǝ (Vechmaal) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica harmonica: amonika (Vechmaal), monica: monica (Vechmaal) Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] III-3-2
trommeltje trommeltje: truməlkə (Vechmaal) trommeltje [RND] III-3-2
tuinkervel kelver: keͅləvər (Vechmaal) [Goossens 1b (1960)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bømkwɛi̯kər (Vechmaal) [RND 08] I-7
tweede klaveroogst tweede snede: tjǫdǝ snęi̯ (Vechmaal) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
tweeling kweeling: k,ōleŋ (Vechmaal), kjaoléng (Vechmaal) tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
twijg roede: rui̯ (Vechmaal), wis: wī.s (Vechmaal) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
ui, ajuin un: y(3)̄.n (Vechmaal) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] I-7