e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zemelen tarwe: tɛrf (Koningsbosch) De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen der korrels. Wat het woordtype "kriel" betreft. zij opgemerkt dat Schuermans (blz. 294) vermeldt dat ''kriel'' uitbuilsel van het meel is tussen het kortmeel en de zemelen in, dus fijne zemelen maar dat volgens anderen ''kriel'' fijner is dan kortmeel. [N 29, 13a; monogr.] II-1
zeswekenmis zeswekendienst: zesweëkedins (Koningsbosch) Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon aansteller: aansjteller (Koningsbosch) bekakt praten [N 102 (1998)] III-1-4
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor naar de pastoor gaan: nò de pestoor goan (Koningsbosch) Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
zicht zicht: zex (Koningsbosch) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziekenzuster wijkzuster: wiekzöster (Koningsbosch), ziekenzuster: ziekezöster (Koningsbosch) Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziel ziel: zeel (Koningsbosch) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] III-3-3
zien, kijken kijken: kieke (Koningsbosch) kijken [SGV (1914)] III-1-1
zijaltaar zijaltaar: ziealtaor (Koningsbosch) Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijbeuk zijkant: ziekante (Koningsbosch) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3