e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
andere spelen met bikkels kootjeshinken: k"tsjəshɛŋkə (Maaseik) Worden (werden) er nog andere spelen met dergelijke beentjes gedaan? [N R (1968)] III-3-2
andere voorwerpen in bikkelspel {z. toel.}: met stenen en stukken pannen  z. toel. (Maaseik) Wordt (werd) een dergelijk spel wel gespeeld, maar met andere voorwerpen? [N R (1968)] III-3-2
andijvie andijvie: andi-jvi-j (Maaseik), andiivi (Maaseik), andijvie (Maaseik, ... ), andivie (Maaseik, ... ) [DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
ang ang: haŋ (Maaseik), anggat: háŋgā.t (Maaseik) Het dun toelopende uiteinde van de sluisstijlen dat past in een daarmee overeenstemmend gat van de sluisbalk en de slagdorpel, het anggat. In het lemma zijn zowel benamingen voor de ang als voor het anggat opgenomen. [Vds 37; Jan 33] II-3
angel angel: a.ŋǝl (Maaseik), aŋǝl (Maaseik) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Maaseik), āngel (Maaseik) angel [Willems (1885)] || angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
angelusklok angelus: den angelus loeït (Maaseik) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
anjelier anjelier: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  anjeleer (Maaseik), flier: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  fleer (Maaseik), kernoffel: kernoffels (Maaseik) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) anjelier: -  anjelier (Maaseik), violier: [Eigenlijk Cheiranthus cheiri] -  fleer (Maaseik) tuinanjer III-2-1
anker houvast: hawvást (Maaseik), weernagel: wē̜rnāgǝl (Maaseik) Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9