e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijde zij: zij (Riemst) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] III-1-1
zijde spek viedel: halve zij  vjødəl (Riemst), zij: zeͅi (Riemst) zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijladder oogstledders: ǫu̯slɛdǝrǝ (Riemst) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijstukken van het raam flanken: flā.ŋkǝ (Riemst) De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.] I-2
zingen zingen: zinge (Riemst) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] III-3-2
zo arm als ... zo arm als de straat: he is zoo erm es de straot (Riemst), zo arm als job: er es zoo airm as job (Riemst) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zolder boven de dorsvloer oversprong: jyø̜.vǝrspro.ŋk (Riemst) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zonder voor spitten belken: bø̜lǝkǝ (Riemst) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zuring, groente surelle: šyreͅl (Riemst) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuurkool zuurmoes: zūrmūs (Riemst) ingemaakte witte kool [Goossens 1b (1960)] III-2-3