e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
andere damesschoenen vrouwluischoen: vrelisXunə (Tessenderlo), algemene benaming voor de vrouwenschoen  vrellieschoene (Tessenderlo) damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)] III-1-3
andijvie andijvie: andeͅivi (Tessenderlo), andijvie (Tessenderlo, ... ), andɛ̄vi (Tessenderlo, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
andreaskruis sint-andrieskruis: sent˱ ãndrīskrǫwǝs (Tessenderlo) Kruis van regellatten van 5 x 7 cm die dwars op de richting van de balken tussen de balken van een balklaag worden aangebracht en van de bovenkant van de ene balk tot de onderkant van de andere lopen. Het andreaskruis voorkomt het doorbuigen en het zijdelings kromtrekken van de ribben. Het aanbrengen van een andreaskruis werd in Q 121c 'de balken schoren' ('dǝ balǝkǝ šōrǝ') genoemd. [N 54, 142a] II-9
angel angel: angel (Tessenderlo), aŋǝl (Tessenderlo), áŋǝl (Tessenderlo) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Tessenderlo), āngel (Tessenderlo) angel [Willems (1885)] || angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
angelusklok angelusklok: de angelusklok luidt (Tessenderlo), angelusklokje: anzjəløskloͅkskə (Tessenderlo), kleine klok: də klāən kloͅk (Tessenderlo), kleppen (ww.): het klept (Tessenderlo), klok: de klok belt (Tessenderlo) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] || De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)] || Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
aniline kleurstoffen aniline: ánǝlen (Tessenderlo) Kleurstoffen waarmee kunstmatige verflakken (teerverflakken) vroeger bereid werden. Volgens de invuller uit L 265 werden aniline kleurstoffen niet door de huisschilder gebruikt. [N 67, 12a] II-9
anjelier anjelier: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  anzjelier (Tessenderlo), dobbel genoffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  dobbel zjarnoffel (Tessenderlo), genoffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  gernoffels (Tessenderlo), genoffeltje: zjenoeffelkes (Tessenderlo) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) anjelier: -  anzjelier (Tessenderlo) tuinanjer III-2-1
anker anker: aŋkǝr (Tessenderlo), litsen: lets (Tessenderlo) Een op een bepaalde manier verwerkte wis waarmee men een nieuwe bodem aan de zijkant van een oude mand vast zet. Zie ook afb. 280. [N 40, 70] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-12, II-9