18239 |
armband |
armband:
ermband (L269p Blerick)
|
band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21709 |
armbestuur |
armbestuur:
ermbestuur (L269p Blerick),
armenbestuur:
ermebestuur (L269p Blerick),
bedeling:
bedeiling (L269p Blerick)
|
de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23355 |
armenbanken |
vrije banken:
vreej benk (L269p Blerick)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
armmeuig (L269p Blerick)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
elver (L269p Blerick),
enen aerm vo:l hö:j (L269p Blerick),
ennen ervel höj (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
ɛlvǝr (L269p Blerick),
ɛrvǝl (L269p Blerick),
ɛrǝmvōl (L269p Blerick),
⁄n elver höj (L269p Blerick),
handvol:
ein hampel huij (L269p Blerick),
hampǝl (L269p Blerick)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
21570 |
arresteren |
arresteren (<fr.):
arrestere (L269p Blerick),
gevangen nemen:
gevange neme (L269p Blerick),
gevangen nemen (L269p Blerick),
oppakken:
oppakke (L269p Blerick)
|
iemand in hechtenis nemen [bekommeren, arresteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34578 |
asarm |
arm:
ęrm (L269p Blerick)
|
Elk van de uiteinden van de as die door de naven steken. Een asarm is steeds van metaal. [N 17, 53; N G, 48d; monogr]
I-13
|
32672 |
asblok |
aslade:
aslāi̯ (L269p Blerick)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
33277 |
asperge |
asperge:
aspɛrjǝ (L269p Blerick),
aspɛržǝ (L269p Blerick),
sperge:
spɛriǝ (L269p Blerick)
|
Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.]
I-5
|
22897 |
aswoensdag |
assegoensdag:
asschegōēnsdig (L269p Blerick)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|