34550 |
vrouwelijke gans |
gans:
gans (L214a Geysteren)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroethen:
sxrūthęn (L214a Geysteren)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hɛn (L214a Geysteren),
kip:
kip (L214a Geysteren)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
20467 |
vrouwziek |
gathamel:
gathamel (L214a Geysteren),
maagdjesgek:
megjesgek (L214a Geysteren)
|
man die altijd achter vrouwen aanzit || meisjesgek
III-2-2
|
19498 |
vuilnisbak |
dreksbak:
drɛks˂bak (L214a Geysteren)
|
vuilnisbak
III-2-1
|
18860 |
waarderen |
mainteneren:
cf. VD s.v. "mainteneren"1. handhaven, in stand houden
menteniere (L214a Geysteren)
|
in ere houden, waarderen
III-1-4
|
19005 |
waarheid |
waarheid:
wāōrheid (L214a Geysteren)
|
waarheid
III-1-4
|
20740 |
wafel |
wafel:
wōͅfəl (L214a Geysteren)
|
wafel
III-2-3
|
19814 |
wafelijzer |
wafelijzer:
wōͅfəlīzər (L214a Geysteren)
|
wafelijzer
III-2-1
|
32188 |
wagenmaker |
wagenmaker:
wāgǝmāǝkǝr (L214a Geysteren)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|