e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baret baret (<fr.): barɛt (Meeuwen) baret III-1-3
barmsijs stompstaartje: stòmpstertsje (Meeuwen) barmsijs III-4-1
barrevoets barrevoets: baerəvəs (Meeuwen), berrevots (Meeuwen), barvoets: bae.rvəs (Meeuwen) barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND] III-1-3
basterdsuiker potsuiker: potsòkker (Meeuwen), meelsuiker  poͅtsokər (Meeuwen) fijne bruine suiker || potsuiker III-2-3
bazige vrouw gendarme (fr.): Van een wat overmatig struis vrouwmens wordt wel eens gezegd: Det is ein echte zjendermekweekster  zjenderm (Meeuwen) Brutaal en bazig manwijf III-1-4
bed bed: beͅt (Meeuwen, ... ), Midden in böd ligke: het grootste voordeel aan zijn kant krijgen Ein böd(de) koots: beddekoets Eine bödpòngel: schertsend voor slaapgenoot Eme(s) van böd op struuj helpe: van de regen in de drup helpen  böd (Meeuwen), kooi: kuuj (Meeuwen) bed [RND] || bed als slaapplaats III-2-1
beddek deksel: deͅksəl (Meeuwen) dekens III-2-1
beddenhemel hemel: hemel (Meeuwen), hemelbed: hemelbed (Meeuwen) Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)] III-2-1
beddenlaken beddenlaken: beͅdəlākən (Meeuwen) Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] III-2-1
bedekt een onaangenaamheid zeggen een steek onder water geven: een steek onder water (Meeuwen) iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1