e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Oirlo) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondeten: aovendaete (Oirlo), aoventète (Oirlo), aevesaete  aovendaete (Oirlo), avondkost: aovendkaost (Oirlo), avondseten: ōͅvəs˂ēͅtə (Oirlo), avondskost: Bruun boeëne mit spek is gennen aovekaos(t)  aoveskaos(t) (Oirlo), boterham, een -: én bôtteram (Oirlo) avondeten || avondkost || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
avondtriduüm avondtridum: aovendtridium (Oirlo) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
azijn azijn: ázien (Oirlo), edik: aek (Oirlo), Ki‰ke as eek: zuur kijken Mit eek vángde gén vli‰ge: Met snauwen krijgt men niets gedaan  eek (Oirlo) azijn || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baaien onderrok baaien onderrok: baaie onderrok (Oirlo), baaie ônderrok (Oirlo) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort baalscholk: baalscholk (Oirlo), baalscholluk (Oirlo) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs slibberen: slibbere (Oirlo, ... ) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-3-2
baard baard: baard (Oirlo) baard [N 10b (1961)] III-1-1
babbelaar babbelaar: bebbeler (Oirlo), ijsbol: anijs kermis  ies-bol (Oirlo), karamel: kermél (Oirlo), kárremél (Oirlo) babbelaar [SGV (1914)] || babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] || caramel III-2-3
baby, zuigeling jonge dochter: jòngdaochter (Oirlo), jonge zoon: jòngezoeën (Oirlo), kindje: kiēndje (Oirlo), kleine, een -: enne klaene (Oirlo), ’n klaen (Oirlo) baby, zeer jong kind || baby/kleuter van het mannelijk geslacht || baby/kleuter van het vrouwelijk geslacht || pas geboren meisje || pasgeboren jongen III-2-2