24399 |
wesp |
mispel:
mispel (L297p Belfeld)
|
wesp [SGV (1914)]
III-4-2
|
24408 |
wezel |
wezel:
wezel (L297p Belfeld)
|
wezel [SGV (1914)]
III-4-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L297p Belfeld)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
weeg (L297p Belfeld)
|
wieg [SGV (1914)]
III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rāt (L297p Belfeld),
meervoud
rār (L297p Belfeld)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24276 |
wielewaal |
wielewaal:
wielewaal (L297p Belfeld)
|
wielewaal
III-4-1
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
keep (L297p Belfeld)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
wieje (L297p Belfeld)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wien (L297p Belfeld),
wīēn (L297p Belfeld)
|
wijn [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijn-edik:
Ua hoort nog een lengtestreep/teken, deze is in combinatie met ä niet te maken.
winɛ̄k (L297p Belfeld)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|