e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L363p plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunzing fis: fis (Ellikom, ... ) bunzing [ZND 48 (1954)] III-4-2
bussel kort stro krombussel: kro.mbęsǝl (Ellikom) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro schoof: šǫu̯f (Ellikom), šǫű.f (Ellikom) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
castreren snijden: snii̯.ǝ (Ellikom), snīǝ. (Ellikom) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-12, I-9
cementen strekel cementstreek: sǝmę.nt[streek] (Ellikom) Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82] I-3
chagrijn chagrijn: det jònk is ein echt sjadreng viêr zi-jn auwers  sjadreng (Ellikom), mistroostig: Syn. mismodig hèè kèèk al ève mismodig noa al det mistriêstig gedoons  mistriêstig (Ellikom) chagrijn, bitter verdriet || mistroostig III-1-4
champignon champignon: sjabbeljòng (Ellikom, ... ), Sjabbeljòngkes kan men inne sop doon of in de saus  sjabbeljòng (Ellikom) champignon || kampernoelie III-2-3, III-4-3
cichorei cichorei: sikorei (Ellikom), Men hoort ook wel sòkkerei Fr. chicorèe  sikorei (Ellikom) suikerij || surrogaat voor de koffie III-2-3
commode, ladenkast commode: kemood (Ellikom), In het kemood lag ze sjerpen, krevatten en hause het kemood krevele: wordt gezegd van een would-be vrijer die niet verder dan de voordeur of de commode mag komen In \'t begin waas hèè neet erg welkòm; doon mocht \'r allein mè het kemood krevele  kemood (Ellikom) commode || ladenkast III-2-1
cultivator, extirpator extirpator: ɛkspātǝr (Ellikom) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2