e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P047p plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedsprei sprei: sprɛ̄ (Loksbergen) bedsprei [RND] III-2-1
beeld beeld: beͅlt (Loksbergen) Beeld. [ZND m] III-3-2
beeldhouwer beeldhouwer: bɛldhōr (Loksbergen) Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)] III-3-2
beemd beemd: bympt (Loksbergen), bymt (Loksbergen) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been been: bien (Loksbergen), binkə (Loksbergen), biən (Loksbergen), biənkə (Loksbergen) been [ZND 21 (1936)], [ZND m] || been (dimin.) [ZND m] || been (knook dimin. [ZND m] III-1-1
been, beenderen beenderen (mv.): bindere (Loksbergen) beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] III-1-1
beenderen op het kerkhof beenderen: znd 21, 009c  binderen (Loksbergen) beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)] III-2-2
beervoetigheid (de poten) staan te plat: stø̜n tǝ plat (Loksbergen) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beestachtig persoon; beestachtig beest: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  bīējəst (Loksbergen), rond gebroken: rond gəbraokə (Loksbergen), smeerlap: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  smiejəlàp (Loksbergen) met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4
beet, hap beet: uitgesproken als geit  bijt (Loksbergen), hang: háng (Loksbergen), hap: hàp (Loksbergen) hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] III-2-3