21267 |
woord |
woord:
woad (P164p Neerhespen)
|
woord [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
27431 |
zaag |
zeeg:
zēǝx (P164p Neerhespen)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|
33678 |
zand, zandgrond |
zavel:
zāvǝl (P164p Neerhespen)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
21404 |
zeggen |
zeggen:
zegge (P164p Neerhespen)
|
zeggen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
hum bemoeie be (P164p Neerhespen)
|
zich bemoeien met [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
17644 |
zijde |
zij(de):
zęj (P164p Neerhespen)
|
Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.]
II-7
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als job:
als job (P164p Neerhespen)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zuǝmǝ (P164p Neerhespen)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28991 |
zoom |
zoom:
zyǝm (P164p Neerhespen)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwø̜rm (P164p Neerhespen)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|