e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duwen duwen: d"jə (Welkenraedt) duwen [RND] III-1-2
dwarsdrijven het tegendeel sagen (du.): het tjégedeel zāge (Welkenraedt) Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4
echtgenote vrouw: vrou (Welkenraedt), vrow (Welkenraedt), wijf: wief (Welkenraedt) vrouw (echtgenote) [ZND 11 (1925)] III-2-2
eekhoorn eekhoorntje: ook ZND 02, 008  ēkø̄nšə (Welkenraedt) eekhoorn [ZND 01 (1922)] III-4-2
eeltwrat, zweelwrat spat: špat (Welkenraedt) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een borrel drinken een drupje drinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  drŭpke drènke (Welkenraedt) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən botəram šmērə (Welkenraedt), een taart smeren: ən tāt šmērə (Welkenraedt) smeren [RND] III-2-3
een ei ei: ai̯ (Welkenraedt), ēi̯ (Welkenraedt), ẽ̜.i̯ (Welkenraedt) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een huis huren een huis vermieten: ə hūs vərmei̯ə (Welkenraedt) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een paar schoenen een paar schoenen: a paar schoon (Welkenraedt) een paar schoenen [ZND 06 (1924)] III-1-3