e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleier flikkeflooier: Nieje noets va me leejeven wil ich zoene flikefloojer an men zej! zingen de boerendochters schimpend op de "kale Hasselaren".  flikəfloojər (Kermt) Flikflooien. [ZND 01 (1922)] III-3-1
vleiwoord tot de zogende zeug kuus, kuus: kuš, kuš (Kermt) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12
vlekziekte brand: brant (Kermt) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugels in de wanmolen alpen: a.lǝpǝ (Kermt) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegennet vliegennet: vligǝnęt (Kermt) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vlinder pepel: pi.pəl (Kermt) vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje noeudje (<fr.): nø(kə) (Kermt, ... ) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vlōj (Kermt) vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlooi: vlōj (Kermt) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloertegel plavei: plavēi̯ (Kermt), pløvei̯ (Kermt) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1