e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boom (alg.) boom: bum (Kuringen) boom [RND] III-4-3
boomgaard bogaard: bogərt (Kuringen), boogerd (Kuringen), bōgərt (Kuringen) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomwagen nuts: nęts (Kuringen) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: bonǝ (Kuringen), bōnǝ (Kuringen), boon: bonj (Kuringen) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) boot(je): bootsje (Kuringen) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
bord telloor: teͅly(3)̄r (Kuringen), təlīər (Kuringen) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borg blijven borg blijven: börch blijve ver iemand (Kuringen), borg zijn: beurg zjén (Kuringen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borst borst: bǫst (Kuringen) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstkas borst: ich heb ene kaa op m`n bos (Kuringen), ich hèf ne ka op m`n borst (Kuringen) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borsttuig hondsgetuig: hondsgetuig (Kuringen) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10