e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksem, bliksemflits bliksem: bleksəm (Meeswijk), weerlicht: Opm. alleen in de uitdrukking: loop naar de weerlicht = verwensing.  wēͅrlēx (Meeswijk), zeebrand: ziəbra.nt (Meeswijk) bliksemflits, weerlicht || elektrische vonk bij onweer III-4-4
bliksemen bliksemen: Vb. als het heel wijd weg bliksemt, dan noemt men het zeebrand.  bleksəmə (Meeswijk) zich als bliksem vertonen III-4-4
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinken (Meeswijk) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed bloed: blood (Meeswijk), blōt (Meeswijk) bloed [N 10 (1961)] III-1-1
bloedaders bloedaderen: blōdǭi̯ǝrǝ (Meeswijk) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloedgang bloedgang: blōt˲xāŋk (Meeswijk) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11
bloedworst bloedworst: blōtwō̝əs (Meeswijk) bloedworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
bloedzuiger echel: ɛxəl (Meeswijk), spaanse vlieg: hirudo medicinalis  spānsə vlēx (Meeswijk) bloedzuiger || bloedzuiger, echel III-4-2
bloeien bloeien: blø̄i̯ǝ (Meeswijk) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blōm (Meeswijk), blōm (Meeswijk  [(van tarwe)]  ) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || gezift meel, bloem II-3, III-2-3