e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte kraai, kraai kraai: krèj (Wanssum) Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
zwarte turf of zwartveen kluiten: klytǝ (Wanssum) Onder het grauwveen zit het zwartveen waaruit verschillende soorten zwarte turf gehaald worden. Deze laag kan drie meter of meer dik zijn. De planteresten zijn hierin meer vergaan dan in de grauwveenlaag. [II, 36; monogr.] II-4
zwavelx zwagel: ps. omgespeld volgens Frings (of gewoon letterlijk overnemen: zwägel?  zwɛgel (Wanssum), zwavel: zwavel (Wanssum) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: smek (Wanssum) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweet zweet: zwiët (Wanssum), zwîêt (Wanssum), ⁄t zwīējet (Wanssum) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwemmen zwemmen: s(w)Eme (Wanssum), swɛmə (Wanssum), Zwemme, zwem, zwom, gezwommen.  zwemme (Wanssum) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. III-3-2
zwenghout, spoorstok eghaam: ęxhām (Wanssum) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwerm zwerm: zwɛ̄rm (Wanssum) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels klocht: klòcht (Wanssum, ... ) troep vogels III-4-1
zweten zweten: zwiejete (Wanssum), zwiëte (Wanssum) zweten [N 10a (1961)] III-1-2