e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenspel abseits (du.): absaits (Eupen), Karte 167.  apseͅ.jts, apsa.jts} (Abseits) (Eupen) Abseits. || Buitenspel. [DC 49 (1974)] III-3-2
buitenspeler: linker - linksuit: lenksu:t (Eupen) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
bundel groenten bussel: bø.səl (Eupen) samengebonden groente [ZND 22 (1936)] III-2-3
bundel, bussel beutel (du.): bøͅijntəl (Eupen), bussel: Note: onder de Ø staat nog een punt; deze combinatieletter is niet te maken.  bōssel (Eupen), zware bundel: Opm. of: dicher holz stück.  schwere bündel (Eupen) bundel [ZND 01 (1922)] || bundel, zak III-4-4
buskruit pulver (<lat.): polver (Eupen), po‧lvər (Eupen, ... ) buskruit [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bussel: bø̄sǝl (Eupen), bürde (du.): bø̄rt (Eupen), schoof: šǫu̯f (Eupen) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman nabuur: noober (Eupen), no‧ə.bər (Eupen), no‧ə‧bər (Eupen) buurman [ZND 22 (1936)], [ZND m] III-3-1
buurt nabuur: hé wont en de noober (Eupen) Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurt: in de buurt hierneven: heə woͅnt hi̯i nøvə (Eupen) Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurten een baar binden: en baar beinde (Eupen), klenderen: klaindərə (Eupen), kleindere (Eupen), kläi.ndərə (Eupen) buurten [ZND m] || Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)] III-3-1